De universiteit als strijdtoneel. Over democratie, protest en geweld

Research output: Contribution to journalArticleAcademicpeer-review

Abstract

Dit artikel onderzoekt de hedendaagse studentenprotesten in Zuid-Afrika in het licht vanvragen rond de betekenis van democratie, de wet en burgerschap. Een onderliggende vraag isof we eigenlijk wel een maatstaf hebben voor het beoordelen van de legitimiteit van instituties,de wet, protest en geweld. Daarbij laat ik me inspireren door het werk van Hannah Arendt,Claude Lefort en Bonnie Honig. Deze denkers komen overeen in hun historisch geïnformeerdeen fenomenologische of “diagnostische” benadering van democratische verschijnselen en burgerschap, die bij elk van hen leidt tot een agonistische opvatting van democratie.Desalniettemin heeft hun denken wel degelijk normatieve consequenties. Eerst bespreek ik de betekenis, waarde en grenzen van (democratische) instituties met behulp van Arendts begrip van wereld. Aan de hand van Honigs werk laat ik vervolgens ziendat politiek en recht, vrijheid en structuur een paradox vormen binnen de democratie. Dezwarte burgerrechtenbeweging in het Zuiden van de VS in de jaren ’50 en ’60 illustreert de politieke betekenis die de wet kan hebben. Tenslotte onderzoek ik de legitimiteit vangewelddadige protesten in democratieën aan de hand van het conceptuele onderscheid tussenmacht en geweld en een vergelijking tussen de burgerrechtenbeweging en gewelddadige factiesin de studentenbeweging in de jaren ’60 in de VS.Ik concludeer dat instituties als de universiteit waardevol zijn omdat ze het menselijkesamenleven enigszins stabiliseren, maar anderzijds de blijvende aanvulling van democratischcollectief handelen (inclusief protest) van burgers nodig hebben.
Strijd en het conict zijn permanent in de democratie. Dat betekent dat democratie bestaat
uit (niet perse aangename) meningenstrijd en onrust. Die strijd heeft wel betrekking op gedeeldedemocratische objecten of “publieke dingen” (
res publicae
) die op die manier bemiddelentussen mensen (burgers, studenten, de staat, universiteitsbesturen) die het fundamenteel nietmet elkaar eens zijn. Ook betoogde ik dat
res publicae
letterlijker dan gebruikelijk genomenmoet worden. Gedeelde artefacten vormen niet alleen gespreksonderwerp, maar ook een podium voor democratische strijd. Het sluiten van campussen moet dan ook met de grootstmogelijke terughoudendheid gebeuren.
Als kern van de democratie kan het conict principieel nooit gesloten worden, noch doorde (grond)wet, noch door geweld. Een poging tot het eerste is de legalistische reex van de
staat om zich louter te beroepen op rechten die door de grondwet gegarandeerd worden. Deaanspraak op het (nog) niet bestaande recht op gratis hoger onderwijs sluit daarentegen aan bij de belofte van democratisch burgerschap. Ten tweede vormt geweld (of dat nu staatsgeweld,het geweld van andere instituties of dat van protestbewegingen is) als poging tot sluiting vande strijd (en dus niet op grond van een moreel principe) de grens van legitiem protest en hetoptreden daartegen. Geweldsinzet door de staat, universiteiten en studenten zijn geen indicatievan macht maar juist van haar tegendeel.
Original languageMultiple
Pages (from-to)95-113
Number of pages19
JournalTydskrif vir Geesteswetenskappe
Volume57
Issue number1
DOIs
Publication statusPublished - Mar 2017
Externally publishedYes

Cite this