TY - ADVS
T1 - Hoe richt ik onderwijs in voor hoogbegaafde leerlingen en studenten?
AU - Mooij, Ton
AU - Dijkstra, Elma
AU - Koper, Rob
AU - Kester, Liesbeth
AU - Gijselaers, Jérôme
AU - Wolff, Charlotte
AU - Bahreini, Kiavash
AU - De Vries, Fred
AU - Berkhout, Jeroen
AU - Storm, Jeroen
N1 - DS_Description: Dijkstra, E. M., Mooij, T., & Kirschner, P. A. (2012, 23 April). Excellent Onderwijs en effecten op cognitief excellente leerlingen. Presentation for the Masterclass on education for the gifted, Heerlen, The Netherlands.Mooij, T., Dijkstra, E., Koper, R., Kester, L., Gijselaers, J., Wolff, Ch., Bahreini, K., De Vries, F., Berkhout, J., & Storm, J. (2012, 20 april). Hoe richt ik onderwijs in voor hoogbegaafden? Masterclass in de OpenU community. Open Universiteit, Heerlen, Nederland. Beschikbaar op http://portal.ou.nl/web/masterclass-hoogbegaafdheid/;
PY - 2012/5/7
Y1 - 2012/5/7
N2 - Tot acht jaar geleden waren er in Nederland vrijwel geen hoogbegaafde leerlingen. Althans, dat werd gezegd in scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Statistisch gezien echter was, en is, circa drie procent van hen hoogbegaafd. Incidenteel waren er wel schrijnende beschrijvingen van cognitief hoogbegaafde leerlingen en hun problemen in school. Die beschrijvingen bestaan in Nederland sinds midden jaren tachtig van de vorige eeuw. In het buitenland dateert dat soort informatie al van de jaren '20.
Anno 2012 hebben we in scholen, universiteiten en het beleid wel intense aandacht voor excellentie in het onderwijs. Er wordt veel geld besteed aan excellentie. De meest gebruikte definitie van excellentie richt zich op de 10 of 20% best presterenden. Het voordeel daarvan is dat er in elke school en onderwijsinstelling per definitie relatief veel excellente leerlingen, studenten of docenten zijn. Dat geeft houvast, en hoop.
Een opvallend punt is echter dat er groot verschil kan zijn tussen hoogbegaafd zijn en excellent zijn. Met name cognitieve hoogbegaafdheid uit zich bij zeer jonge kinderen in vergaande, relatief zelfstandige vorderingen qua taal en rekenen. Als vierjarige functioneren zij soms op het niveau van een leerling in groep 3 of 4. Nog steeds weten scholen hiermee nauwelijks om te gaan. Zij richten hun speel- en leerprocessen in op groepen leerlingen van ongeveer dezelfde leeftijd, met daarop afgestemde materialen en werkwijzen. Die zijn per definitie ongeschikt voor cognitief hoogbegaafden. Vierjarige cognitief hoogbegaafden ervaren dan veelal (gedwongen) onderpresteren, demotivatie en sociale isolatie in groep 1 en 2. De leerkracht neemt dan inderdaad geen hoogbegaafd kind (meer) waar. En, helaas, 10 of 20% best presterenden of 'excellenten' hebben we altijd wel. Maar het zijn dan veelal niet de cognitief hoogbegaafden. De vraag is dan: hoe vergroten we de kans dat een hoogbegaafde leerling ook een excellente leerling is, en blijft?
In deze masterclass worden de volgende punten aan de orde gesteld:
1. Waarom zien leerkrachten cognitieve hoogbegaafdheid niet, resp. waarom ondersteunen zij dit niet adequaat wanneer zij dit aanvankelijk wel zien bij een kind in groep 1?
2. Waarom en hoe gaan zij de leerling zien als oorzaak, in plaats van als slachtoffer van gedwongen onderpresteren?
3. Hoe kun je in groep 1 wel een juiste diagnostiek realiseren, gevolgd door een leerpsychologisch verantwoord speel-/leeraanbod?
4. Hoe kun je de organisatie van speel-/leerprocessen in scholen optimaliseren, inclusief de benodigde veranderingen in het team?
5. Hoe trek je de juiste leerpsychologische, onderwijskundige en organisatorische lijnen door in het voortgezet en hoger onderwijs?
AB - Tot acht jaar geleden waren er in Nederland vrijwel geen hoogbegaafde leerlingen. Althans, dat werd gezegd in scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Statistisch gezien echter was, en is, circa drie procent van hen hoogbegaafd. Incidenteel waren er wel schrijnende beschrijvingen van cognitief hoogbegaafde leerlingen en hun problemen in school. Die beschrijvingen bestaan in Nederland sinds midden jaren tachtig van de vorige eeuw. In het buitenland dateert dat soort informatie al van de jaren '20.
Anno 2012 hebben we in scholen, universiteiten en het beleid wel intense aandacht voor excellentie in het onderwijs. Er wordt veel geld besteed aan excellentie. De meest gebruikte definitie van excellentie richt zich op de 10 of 20% best presterenden. Het voordeel daarvan is dat er in elke school en onderwijsinstelling per definitie relatief veel excellente leerlingen, studenten of docenten zijn. Dat geeft houvast, en hoop.
Een opvallend punt is echter dat er groot verschil kan zijn tussen hoogbegaafd zijn en excellent zijn. Met name cognitieve hoogbegaafdheid uit zich bij zeer jonge kinderen in vergaande, relatief zelfstandige vorderingen qua taal en rekenen. Als vierjarige functioneren zij soms op het niveau van een leerling in groep 3 of 4. Nog steeds weten scholen hiermee nauwelijks om te gaan. Zij richten hun speel- en leerprocessen in op groepen leerlingen van ongeveer dezelfde leeftijd, met daarop afgestemde materialen en werkwijzen. Die zijn per definitie ongeschikt voor cognitief hoogbegaafden. Vierjarige cognitief hoogbegaafden ervaren dan veelal (gedwongen) onderpresteren, demotivatie en sociale isolatie in groep 1 en 2. De leerkracht neemt dan inderdaad geen hoogbegaafd kind (meer) waar. En, helaas, 10 of 20% best presterenden of 'excellenten' hebben we altijd wel. Maar het zijn dan veelal niet de cognitief hoogbegaafden. De vraag is dan: hoe vergroten we de kans dat een hoogbegaafde leerling ook een excellente leerling is, en blijft?
In deze masterclass worden de volgende punten aan de orde gesteld:
1. Waarom zien leerkrachten cognitieve hoogbegaafdheid niet, resp. waarom ondersteunen zij dit niet adequaat wanneer zij dit aanvankelijk wel zien bij een kind in groep 1?
2. Waarom en hoe gaan zij de leerling zien als oorzaak, in plaats van als slachtoffer van gedwongen onderpresteren?
3. Hoe kun je in groep 1 wel een juiste diagnostiek realiseren, gevolgd door een leerpsychologisch verantwoord speel-/leeraanbod?
4. Hoe kun je de organisatie van speel-/leerprocessen in scholen optimaliseren, inclusief de benodigde veranderingen in het team?
5. Hoe trek je de juiste leerpsychologische, onderwijskundige en organisatorische lijnen door in het voortgezet en hoger onderwijs?
KW - Onderwijs
KW - Hoogbegaafden
KW - Leerlingen
KW - Studenten
KW - Excellentie
KW - Optimalisering van leerprocessen
KW - IMS
KW - Unit of learning
M3 - Software
ER -