Abstract
In deze annotatie bespreek ik twee arresten van
het Hof van Justitie van de Europese Unie (hier-
na: het Hof of HvJ EU), die binnen een tijdsbe-
stek van drie weken zijn gedaan. Deze arresten
verduidelijken enkele belangrijke kwesties, maar
creëren ook nieuwe onduidelijkheden. De verdui-
delijking betreft de kwaliteitseisen waaraan twee
van de grondslagen voor de verwerking van per-
soonsgegevens moeten voldoen. Dit omvat met
name de bevestiging dat een wettelijke verplich-
ting (art. 6 lid 1 onder c jo. lid 3 AVG) ook kan
voortvloeien uit ‘rechtersrecht’ zoals uitgelegd in
HTB Neunte Immobilien Portfolio en Ökorenta
Neue Energien Ökostabil IV (hierna: de HTB
Neunte-zaak), en de criteria voor een ‘gerecht-
vaardigd belang’ zoals vereist in stap één van de
driestappentoets van art. 6 lid 1 onder f AVG,
zoals uitgewerkt in de KNLTB-zaak.
De onduidelijkheden ontstaan door de uitleg die
het Hof in beide zaken geeft aan de onderlinge
verhouding tussen de verschillende grondslagen
en de nadruk op ‘controle’ door de betrokkene.
Dit blijkt in het bijzonder uit de invulling van de
noodzakelijkheidstoets (stap 2) van de grondslag
‘gerechtvaardigd belang’ ex art. 6 lid 1 sub f AVG.
Het lijkt erop dat de betrokkene actiever moet
worden betrokken bij de gegevensverwerking, maar de wijze waarop dit vorm moet worden ge-
geven in de praktijk blijft in het ongewis.
het Hof van Justitie van de Europese Unie (hier-
na: het Hof of HvJ EU), die binnen een tijdsbe-
stek van drie weken zijn gedaan. Deze arresten
verduidelijken enkele belangrijke kwesties, maar
creëren ook nieuwe onduidelijkheden. De verdui-
delijking betreft de kwaliteitseisen waaraan twee
van de grondslagen voor de verwerking van per-
soonsgegevens moeten voldoen. Dit omvat met
name de bevestiging dat een wettelijke verplich-
ting (art. 6 lid 1 onder c jo. lid 3 AVG) ook kan
voortvloeien uit ‘rechtersrecht’ zoals uitgelegd in
HTB Neunte Immobilien Portfolio en Ökorenta
Neue Energien Ökostabil IV (hierna: de HTB
Neunte-zaak), en de criteria voor een ‘gerecht-
vaardigd belang’ zoals vereist in stap één van de
driestappentoets van art. 6 lid 1 onder f AVG,
zoals uitgewerkt in de KNLTB-zaak.
De onduidelijkheden ontstaan door de uitleg die
het Hof in beide zaken geeft aan de onderlinge
verhouding tussen de verschillende grondslagen
en de nadruk op ‘controle’ door de betrokkene.
Dit blijkt in het bijzonder uit de invulling van de
noodzakelijkheidstoets (stap 2) van de grondslag
‘gerechtvaardigd belang’ ex art. 6 lid 1 sub f AVG.
Het lijkt erop dat de betrokkene actiever moet
worden betrokken bij de gegevensverwerking, maar de wijze waarop dit vorm moet worden ge-
geven in de praktijk blijft in het ongewis.
Original language | Dutch |
---|---|
Article number | 116 |
Pages (from-to) | 1124-1130 |
Number of pages | 7 |
Journal | Jurisprudentie Bescherming persoonsgegevens |
Issue number | 6 |
Publication status | Published - 20 Dec 2024 |
Keywords
- gerechtvaardigd belang
- persoonsgegevens
- privacy
- Autoriteit Persoonsgegevens