Abstract
Over de kwaliteit van het onderwijs wordt verschillend gedacht. De school, en daarmee de leraar, vervult een belangrijke functie bij de toename van kennis, vaardigheden en inzichten, zowel in het cognitieve als het affectieve domein. Het is zowel theoretisch als praktisch relevant te achterhalen welke leraarsgedragingen de gewenste leerresultaten bewerkstelligen. Het proces-produkt-onderzoekprogramma is gericht op het achterhalen van leraarsgedragingen die hand in hand gaan met goede leerresultaten. Tot op heden is het frontaal klassikaal onderwijs de meest voorkomende vorm in de onderwijsleersituatie op school. Rivaliserende onderwijsvormen zijn er kennelijk niet. Leraren nemen in het onderwijsleerproces een zeer centrale plaats in, terwijl hun rol daarin directief en actief is. Het concept effectief leraarsgedrag heeft betrekking op de effecten die dit gedrag heeft op de resultaten van leerlingen. Het leraarsgedrag is de onafhankelijke variabele en de leerresultaten vormen de afhankelijke variabele. Dat betekent dat de leerresultaten een indicatie zijn van de effectiviteit van het leraarsgedrag. Het proces-produkt-onderzoeksprogramma, dat de vraag wil beantwoorden of en in hoeverre de leraarsgedragingen de gewenste leerresultaten bewerkstelligen, valt binnen de confirmatieve opvatting van onderzoek.
Onderzoekers die deze opvatting huldigen, streven objectiviteit na. Door operationalisering van concepten wordt de kans op subjectiviteit en onverifieerbaarheid verkleind. Aan de hand van hypothesen, die afgeleid zijn uit een theorie, worden empirische gegevens verzameld. Door middel van statistische analyse proberen onderzoekers de hypothese te bevestigen dan wel te verwerpen. Het proces-produkt-onderzoek kent de volgende stappen: Ten eerste vindt registratie van gedrag plaats door middel van een observatie-instrument. Ten tweede worden samenhangen bepaald tussen geobserveerd leraarsgedrag en eerresultaten van leerlingen. Ten derde wordt een training ontworpen op grond van groepen van geïdentificeerde gedragingen die een positieve samenhang vertonen met de leerresultaten. Ten vierde worden experimentele of quasi experimentele onderzoekopzetten gebruikt om de noodzakelijke variatie in die groepen van gedragingen te doen ontstaan, teneinde op een adequate manier de causale relatie tussen leraarsgedrag en leerresultaten van leerlingen te kunnen onderzoeken. Voorbereidende activiteiten en het nemen van bepaalde beslissingen die niet direct met instructie te maken hebben, maar wel noodzakelijk zijn voor het creëren van adequate condities voor het onderwijsleerproces, hebben een positief effect op de resultaten van leerlingen.
Nog enkele effectieve leraarsgedragingen zijn: het bepalen van het niveau en de leerbehoefte van de leerlingen, het veelvuldig beoordelen van leerlingen en de keuze van de te behandelen onderwerpen. Ter voorkoming van wanorde dienen preventieve maatregelen getroffen te worden, zoals het opstellen van regels en procedures aan het begin van het schooljaar. Tijdens interactie met de leerlingen moet de leraar in staat zijn verschillende dingen tegelijkertijd te doen. Niet alleen moet hij communiceren met de leerlingen, hij of zij dient ook te weten waar iedere leerling mee bezig is. Variatie in en een soepele overgang tussen de activiteiten is bevorderlijk voor de leerresultaten. Een optimaal gebruik van de roostertijd om leerlingen te onderwijzen, en een optimaal gebruik van de roostertijd door de leerlingen om vakinhoudelijke zaken te leren, een voldoende behandeling van de leerstofinhoud en het tempo maken of de vaart erin houden, gaan hand in hand met betere leerresultaten. De bevindingen van proces-produkt-onderzoek maken aannemelijk dat een verantwoorde les opgebouwd kan zijn uit vijf componenten. Ten eerste dient er een bespreking van het gemaakte huiswerk plaats te vinden en een herhaling van de leerstof die kort geleden behandeld is.
Ten tweede dient nieuwe leerstof aangeboden en uitgelegd te worden. Belangrijke leraarsgedragingen hierbij zijn: structureren, stapsgewijze aanbieding van de leerstof, redundante uitleg, veelvuldige controle door het stellen van vragen waarbij adequate reacties op antwoorden van leerlingen belangrijk zijn. Ten derde dienen leerlingen de gelegenheid te krijgen tot oefenen. De oefenactiviteiten dienen onder leiding van de leraar plaats te vinden. Ten vierde is zelfwerkzaamheid van leerlingen van belang ter bevordering van gewenste leerresultaten. Huiswerk is hier een belangrijke vorm van. Zelfwerkzaamheid is effectief wanneer het door de leraar voorbereid wordt en verdeeld over de les plaatsvindt. Ten vijfde blijkt uit proces-produkt-onderzoek dat leerstof veelvuldig herhaald en kennis veelvuldig getoetst moet worden. De effectief gebleken leraarsgedragingen zijn vrij stabiel, en meer algemeen dan vakspecifiek van aard. Het vak dat onderwezen wordt, heeft waarschijnlijk invloed op sommige componenten van de lesopbouw. Er is geen universele definitie van een uitstekende, goede of effectieve leraar. Ofschoon het doceren, het geven van uitleg en de zelfwerkzaamheid de overheersende onderwijswerkvormen zijn, blijken er nauwelijks aanwijzingen te zijn voor de veronderstelling dat veranderingen daarin betere leerresultaten tot gevolg zouden hebben.
Original language | Dutch |
---|---|
Title of host publication | Onderwijspsychologie. Beïnvloeding, verloop en resultaten van leerprocessen |
Editors | W. Tomic, P. Span |
Place of Publication | Utrecht |
Publisher | UITGEVERIJ LEMMA B V |
Chapter | 8 |
Pages | 233-249 |
Number of pages | 17 |
ISBN (Print) | 90 5189 226 8 |
Publication status | Published - 1993 |
Keywords
- effectief leraarsgedrag; frontaal onderwijs; instructiegedrag; proces-product-onderzoek