TY - BOOK
T1 - Pedagogisch-didactische vormgeving van werkplekleren in het initieel beroepsonderwijs
T2 - een internationale reviewstudie
AU - Nieuwenhuis, A.F.M.
AU - Hoeve, Aimée
AU - Nijman, Derk-Jan
AU - Van Vlokhoven, Haske
N1 - DS_Citation:Nieuwenhuis, L., Hoeve, A., Nijman, D.-J., & Van Vlokhoven, H. (2017). Pedagogisch-didactische vormgeving van werkplekleren in het initieel beroepsonderwijs: een internationale reviewstudie. HAN.
DS_Sponsorship:NRO-ppo
PY - 2017
Y1 - 2017
N2 - Werkplekleren is een belangrijk onderdeel van het curriculum in het beroepsonderwijs. In alle opleidingen binnen de beroepsonderwijskolom, vmbo, mbo en hbo, heeft buitenschools leren binnen arbeidsorganisaties een belangrijke plek – met name omdat het oefenen in de reële beroepspraktijk als noodzakelijk wordt gezien voor het aanleren van beroepsvaardigheden. Opleidingen worstelen vaak met de positionering en inrichting van het werkplekleren; enerzijds kan de onderwijsinstelling werkprocessen in de praktijk niet aansturen, anderzijds gaan interventies vanuit het opleidingsperspectief ten koste van de authenticiteit van het leerwerkproces. De kwaliteit van het werkplekleren wordt min of meer aan het toeval overgelaten. De beroepspraktijkvorming is één van de vijf kwaliteitsdomeinen waarover de minister afspraken wil maken met de onderwijsinstellingen in het mbo om kwaliteitsontwikkeling op te plegen.
Werkplekleren in een beroepsopleiding heeft drie onderscheiden doelstellingen: 1) oriëntatie op de beroepspraktijk, 2) acquisitie van beroepsvaardigheden en 3) participatie aan de beroepsgemeenschap. Een tweede onderscheid vanuit pedagogisch-didactisch perspectief is de trits voorbereiding-uitvoering-evaluatie. In de voorbereidingsfase gaat het om aard en kwaliteit van leerwerkopdrachten en om de ontwikkeling van zelfsturingsvaardigheden. In de uitvoeringsfase gaat het enerzijds om de mate van authenticiteit versus simulatie van de werkomgeving en de leerwerktaken; anderzijds gaat het om de inrichting van de begeleiding van het werkplekleren. Voor de fase van evaluatie gaat het om beoordelingsaspecten: op welke wijze wordt de student gevraagd verworven competenties aan te tonen en welk beoordelingsinstrumentarium is hiervoor beschikbaar.
In deze reviewstudie wordt het fenomeen werkplekleren vanuit pedagogisch-didactisch perspectief beschouwd. Met de review wordt getracht een gefundeerde basis te leggen onder een professionele aanpak van werkplekleren, door op zoek te gaan naar bewezen aanpakken op één van de bovengenoemde doelstellingen en/of in één van de drie fasen. De studie richt zich op werkplekleren binnen beroepsopleidingen in vmbo, mbo en hbo, informeel leren in arbeidsorganisaties valt hierbuiten. De centrale onderzoeksvraag van deze studie luidt: Wat zijn effectieve elementen van werkplekleren om jongeren goed voor te bereiden op een beroep, dan wel toe te leiden naar een beroep?
Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is een systematisch literatuuronderzoek verricht (Petticrew & Roberts, 2006). De zoektocht is afgebakend op het tijdvak 2005 tot en met 2015. Er zijn zoektermen geformuleerd rondom 4 thema’s: leren op de werkplek, pedagogisch-didactische interventies, competentieontwikkeling en beroepsonderwijs. Deze zoektermen zijn ingevoerd in verschillende algemeen sociaal-wetenschappelijke databases, waaronder ERIC, JSTOR, Web of Science, en enkele domeinspecifieke, zals Cinahl en IEEEXplore. Het zoekresultaat heeft bestaan uit 3998 artikelen, die door de betrokken drie onderzoekers in 3 ronden zijn beoordeeld op relevantie en empirische kwaliteit/bewijslast. De definitieve dataset bestaat uit 18 reviewstudies en 44 onderzoeksartikelen. Deze zijn volledig gelezen en verwerkt in een analyseschema gebaseerd op de drie doelen en fasen van werkplekleren.
Analyse van de reviewstudies laten zien dat het fenomeen werkplekleren “in context” begrepen moet worden, en dat pedagogisch-didactische interventies altijd op maat gesneden zullen moeten zijn van contextkenmerken. De kernelementen waarmee in het ontwerp van werkplekleren rekening moet worden gehouden zijn:
1. Sociale en structurele kenmerken van de werkplek
2. Leerpraktijken
3. Studentgerelateerde kenmerken
4. Beoordeling
Uitwerking van deze kernelementen levert een set van globale ontwerpregels op die telkens weer door professionele opleidingsteams ingekleurd moeten worden, in comakership met het betreffende werkveld. De ontwerpregels zijn:
Ontwerpregel 1: werkplekleren vraagt continu comakership tussen opleiding en werkplekken, gericht op doelverheldering, afstemming en taakverdeling, om te zorgen voor goede inbedding in het curriculum. Kennen van elkaars rationaliteiten vraagt om veelvuldig contact en personele uitwisseling.
Ontwerpregel 2: voor het welslagen van werkplekleren is een goed begrip van verschillende conceptuele frames van belang. `Theorie’ is niet hetzelfde als schoolse kennis. In de praktijk zijn andere frames te onderscheiden: praktijktheorie, werkproceskennis en werkprotocollen zijn hiervan voorbeelden, waarmee rekening gehouden moet worden.
Ontwerpregel 3: een goed (binnenschools) voorbereidingsprogramma voor werkplekleren is van belang voor het welslagen van werkplekleren.
Ontwerpregel 4: hybride leerwerkplekken, waarin een zekere mate van simulatie wordt gehanteerd, kunnen een goede tussenoplossing betekenen in de interactie tussen opleiding en werk. Zij bieden experimenteer- en leerruimte die in de echte praktijk soms ontbreekt.
Ontwerpregel 5: ‘supported participation’ is een belangrijk kenmerk van effectief werkplekleren. De student moet in staat zijn verschillende relevante leerervaringen op te doen. Dit vraagt balans ten aanzien van (on)zekerheid, autonomie, taakvariatie en reflectie.
Ontwerpregel 6: wisseling van leerwerkplek ondersteunt het leerproces van de student. De persoonlijke werktheorie wordt rijker, als deze is gestoeld op ervaringen vanuit meerdere leerwerkplekken.
Ontwerpregel 7: simulaties zijn een effectieve leerwerkvorm, zowel voor het inoefenen van specifieke technische handelingen, als voor het verwerven van vaardigheden waar de echte praktijk geen leermogelijkheden voor biedt (bijvoorbeeld vanwege fysieke of economische risico’s).
Ontwerpregel 8: integratie in de werkpraktijk is een belangrijk kenmerk van werkplekleren. De werkbegeleider speelt hierin een belangrijke rol, evenals andere collega’s op het werk. Actieve participatie aan de werkgemeenschap is essentieel.
Ontwerpregel 9: houdt rekening met de complexe rol van de werkbegeleider en zorg voor support vanuit de werkorganisatie. Beschouw de werkplekbegeleider als lid van het (extended) opleidingsteam: dit versterkt de positie van de werkplekbegeleider.
Ontwerpregel 10: stimuleer zelfbeoordeling in het ontwerp van werkplekleren. Peerfeedback kan hierbij als hulpmiddel worden ingezet. Zelfbeoordeling is een belangrijk element van vaardigheden voor een leven lang leren.
Ontwerpregel 11: ontwerp een passende beoordelingssystematiek bij het werkplekleren, met daarin aandacht voor zowel formatieve als summatieve aspecten. Investeer in professionalisering van de beoordelaars.
AB - Werkplekleren is een belangrijk onderdeel van het curriculum in het beroepsonderwijs. In alle opleidingen binnen de beroepsonderwijskolom, vmbo, mbo en hbo, heeft buitenschools leren binnen arbeidsorganisaties een belangrijke plek – met name omdat het oefenen in de reële beroepspraktijk als noodzakelijk wordt gezien voor het aanleren van beroepsvaardigheden. Opleidingen worstelen vaak met de positionering en inrichting van het werkplekleren; enerzijds kan de onderwijsinstelling werkprocessen in de praktijk niet aansturen, anderzijds gaan interventies vanuit het opleidingsperspectief ten koste van de authenticiteit van het leerwerkproces. De kwaliteit van het werkplekleren wordt min of meer aan het toeval overgelaten. De beroepspraktijkvorming is één van de vijf kwaliteitsdomeinen waarover de minister afspraken wil maken met de onderwijsinstellingen in het mbo om kwaliteitsontwikkeling op te plegen.
Werkplekleren in een beroepsopleiding heeft drie onderscheiden doelstellingen: 1) oriëntatie op de beroepspraktijk, 2) acquisitie van beroepsvaardigheden en 3) participatie aan de beroepsgemeenschap. Een tweede onderscheid vanuit pedagogisch-didactisch perspectief is de trits voorbereiding-uitvoering-evaluatie. In de voorbereidingsfase gaat het om aard en kwaliteit van leerwerkopdrachten en om de ontwikkeling van zelfsturingsvaardigheden. In de uitvoeringsfase gaat het enerzijds om de mate van authenticiteit versus simulatie van de werkomgeving en de leerwerktaken; anderzijds gaat het om de inrichting van de begeleiding van het werkplekleren. Voor de fase van evaluatie gaat het om beoordelingsaspecten: op welke wijze wordt de student gevraagd verworven competenties aan te tonen en welk beoordelingsinstrumentarium is hiervoor beschikbaar.
In deze reviewstudie wordt het fenomeen werkplekleren vanuit pedagogisch-didactisch perspectief beschouwd. Met de review wordt getracht een gefundeerde basis te leggen onder een professionele aanpak van werkplekleren, door op zoek te gaan naar bewezen aanpakken op één van de bovengenoemde doelstellingen en/of in één van de drie fasen. De studie richt zich op werkplekleren binnen beroepsopleidingen in vmbo, mbo en hbo, informeel leren in arbeidsorganisaties valt hierbuiten. De centrale onderzoeksvraag van deze studie luidt: Wat zijn effectieve elementen van werkplekleren om jongeren goed voor te bereiden op een beroep, dan wel toe te leiden naar een beroep?
Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is een systematisch literatuuronderzoek verricht (Petticrew & Roberts, 2006). De zoektocht is afgebakend op het tijdvak 2005 tot en met 2015. Er zijn zoektermen geformuleerd rondom 4 thema’s: leren op de werkplek, pedagogisch-didactische interventies, competentieontwikkeling en beroepsonderwijs. Deze zoektermen zijn ingevoerd in verschillende algemeen sociaal-wetenschappelijke databases, waaronder ERIC, JSTOR, Web of Science, en enkele domeinspecifieke, zals Cinahl en IEEEXplore. Het zoekresultaat heeft bestaan uit 3998 artikelen, die door de betrokken drie onderzoekers in 3 ronden zijn beoordeeld op relevantie en empirische kwaliteit/bewijslast. De definitieve dataset bestaat uit 18 reviewstudies en 44 onderzoeksartikelen. Deze zijn volledig gelezen en verwerkt in een analyseschema gebaseerd op de drie doelen en fasen van werkplekleren.
Analyse van de reviewstudies laten zien dat het fenomeen werkplekleren “in context” begrepen moet worden, en dat pedagogisch-didactische interventies altijd op maat gesneden zullen moeten zijn van contextkenmerken. De kernelementen waarmee in het ontwerp van werkplekleren rekening moet worden gehouden zijn:
1. Sociale en structurele kenmerken van de werkplek
2. Leerpraktijken
3. Studentgerelateerde kenmerken
4. Beoordeling
Uitwerking van deze kernelementen levert een set van globale ontwerpregels op die telkens weer door professionele opleidingsteams ingekleurd moeten worden, in comakership met het betreffende werkveld. De ontwerpregels zijn:
Ontwerpregel 1: werkplekleren vraagt continu comakership tussen opleiding en werkplekken, gericht op doelverheldering, afstemming en taakverdeling, om te zorgen voor goede inbedding in het curriculum. Kennen van elkaars rationaliteiten vraagt om veelvuldig contact en personele uitwisseling.
Ontwerpregel 2: voor het welslagen van werkplekleren is een goed begrip van verschillende conceptuele frames van belang. `Theorie’ is niet hetzelfde als schoolse kennis. In de praktijk zijn andere frames te onderscheiden: praktijktheorie, werkproceskennis en werkprotocollen zijn hiervan voorbeelden, waarmee rekening gehouden moet worden.
Ontwerpregel 3: een goed (binnenschools) voorbereidingsprogramma voor werkplekleren is van belang voor het welslagen van werkplekleren.
Ontwerpregel 4: hybride leerwerkplekken, waarin een zekere mate van simulatie wordt gehanteerd, kunnen een goede tussenoplossing betekenen in de interactie tussen opleiding en werk. Zij bieden experimenteer- en leerruimte die in de echte praktijk soms ontbreekt.
Ontwerpregel 5: ‘supported participation’ is een belangrijk kenmerk van effectief werkplekleren. De student moet in staat zijn verschillende relevante leerervaringen op te doen. Dit vraagt balans ten aanzien van (on)zekerheid, autonomie, taakvariatie en reflectie.
Ontwerpregel 6: wisseling van leerwerkplek ondersteunt het leerproces van de student. De persoonlijke werktheorie wordt rijker, als deze is gestoeld op ervaringen vanuit meerdere leerwerkplekken.
Ontwerpregel 7: simulaties zijn een effectieve leerwerkvorm, zowel voor het inoefenen van specifieke technische handelingen, als voor het verwerven van vaardigheden waar de echte praktijk geen leermogelijkheden voor biedt (bijvoorbeeld vanwege fysieke of economische risico’s).
Ontwerpregel 8: integratie in de werkpraktijk is een belangrijk kenmerk van werkplekleren. De werkbegeleider speelt hierin een belangrijke rol, evenals andere collega’s op het werk. Actieve participatie aan de werkgemeenschap is essentieel.
Ontwerpregel 9: houdt rekening met de complexe rol van de werkbegeleider en zorg voor support vanuit de werkorganisatie. Beschouw de werkplekbegeleider als lid van het (extended) opleidingsteam: dit versterkt de positie van de werkplekbegeleider.
Ontwerpregel 10: stimuleer zelfbeoordeling in het ontwerp van werkplekleren. Peerfeedback kan hierbij als hulpmiddel worden ingezet. Zelfbeoordeling is een belangrijk element van vaardigheden voor een leven lang leren.
Ontwerpregel 11: ontwerp een passende beoordelingssystematiek bij het werkplekleren, met daarin aandacht voor zowel formatieve als summatieve aspecten. Investeer in professionalisering van de beoordelaars.
KW - Werkplekleren
KW - pedagogiek
KW - didactiek
KW - review
M3 - Commissioned report
BT - Pedagogisch-didactische vormgeving van werkplekleren in het initieel beroepsonderwijs
ER -