Autonomie-ondersteuning volgens de Self-Determination Theory en de relatie met de culturele achtergrond van leerlingen in het voortgezet onderwijs

Translated title of the thesis: Autonomy Support according to the Self-Determination Theory and the Relationship with Cultural Background of Students Attending Secondary Education
  • Marloes Plomp

    Student thesis: Master's Thesis

    Abstract

    Docenten in het voorgezet onderwijs worden in toenemende mate geconfronteerd met klassen die gevarieerd van samenstelling zijn. Daarbij gaat het niet alleen om niveauverschillen tussen leerlingen, maar ook om verschillen in sociaal-economische status en culturele afkomst. Mogelijk heeft deze diversiteit invloed op de mate waarin leerlingen gemotiveerd zijn voor school en op de manier waarop leerlingen het beste gemotiveerd kunnen worden door een docent. Eén van de leidende theorieën omtrent motivatie in het huidige onderwijsonderzoek is de Self-Determination Theory (SDT) van Ryan en Deci (2000). Deze theorie stelt dat mensen van nature geneigd zijn om te leren en activiteiten te ontplooien als deze zelf gekozen kunnen worden. Het model gaat uit van drie basisvoorwaarden voor leren en welbevinden; autonomie, competentie en sociale verbondenheid. Volgens SDT zijn deze behoeften universeel en aangeboren. Doel van dit onderzoek is na te gaan of de principes van SDT ook toepasbaar zijn op leerlingen met een niet-westerse culturele achtergrond door te onderzoeken of de motivatie van leerlingen met een andere culturele achtergrond verschilt en de mate waarin autonomie-ondersteuning door hen gewaardeerd wordt. Het onderzoek werd verricht op een school voor voortgezet onderwijs in Den Haag. Alle leerlingen van de school (N = 977) werden uitgenodigd om deel te nemen. Aan het onderzoek deden in totaal 591 leerlingen mee. 281 jongens en 310 meisjes. De leeftijd varieerde van twaalf tot en met negentien jaar (M = 14,6, SD = 1.86). Van deze leerlingen zaten er 393 in de onderbouw en 198 in de bovenbouw. De hypothesen zijn door middel van een vragenlijst onderzocht. Voor het onderzoek werd gebruikt gemaakt van zelfbedachte vragen en van bestaande vragenlijsten. De mate van culturele verbondenheid werd gemeten met zes vragen, gebaseerd op de Collective Self-Esteem Scale van Luhtanen en Crocker (1992). Individueel- versus familie-georiënteerde motivatie werd gemeten door middel van een door de onderzoeker geconstrueerde vragenlijst van zes items. Om na te gaan in hoeverre leerlingen hechten aan de basisbehoeften werd de Basic Need Satisfaction at Work Scale (BPNS-W) gebruikt (Deci, Ryan, Gagné, Leone, Usunov, & Kornazheva, 2001). Deze vragenlijst is door Van den Broeck, Vansteenkiste, De Witte, Soenens en Lens (2010) aangepast naar een vragenlijst van 18 vragen voor toepassing in een schoolcontext. Om te meten of een leerling extrinsiek of intrinsiek gemotiveerd is, werd de Zelf-Regulatie Vragenlijst – Leren gebruikt (Vansteenkiste, Sierens, Soenens, Luyckx, & Lens, 2009). De ervaren autonomie-ondersteuning werd gemeten door gebruik van de korte versie van de Learning Climate Questionnaire (LCQ) van Williams en Deci (1996). Om na te gaan in hoeverre leerlingen autonomie-ondersteuning waarderen zijn door de onderzoeker vier vragen toegevoegd aan de vragenlijst. Doel van dit onderzoek was na te gaan of de motivatie van leerlingen met een andere culturele achtergrond verschilt en de mate waarin autonomie-ondersteuning door hen gewaardeerd wordt. Uit de analyses bleek dat er een verband bestaat tussen het gevoel van culturele verbondenheid en de manier waarop leerlingen gemotiveerd zijn voor school. Hoe sterker het gevoel van verbondenheid met de culturele groep, hoe meer de motivatie van leerlingen familie-georiënteerd is. Er bleek geen verband te bestaan tussen afkomst en extrinsieke motivatie. Leerlingen met een niet-westerse achtergrond bleken echter meer intrinsiek gemotiveerd te zijn dan leerlingen met een westerse achtergrond. Er bleek geen verschil op het gebied van autonomie als behoefte en de waardering voor autonomie-ondersteuning. Hierin is een verschuiving merkbaar; de huidige generatie niet-westerse leerlingen kan niet meer worden vergelen met eerdere generaties. De aanname dat autonomie-ondersteuning bevorderend onderwijs minder geschikt zou zijn voor niet-westerse leerlingen wordt met de uitkomst van dit onderzoek ter discussie gesteld.
    Date of Award31 Aug 2018
    Original languageDutch
    SupervisorRob Martens (Supervisor) & Jo de Neubourg - Boon (Examiner)

    Keywords

    • motivatie
    • Self-Determination Theory
    • autonomie-ondersteuning
    • culturele achtergrond
    • voortgezet onderwijs

    Master's Degree

    • Master Onderwijswetenschappen

    Cite this

    '