De rechtsfiguren volmacht en lastgeving zijn vergelijkbaar, maar er zijn ook verschillen. Deze verschillen manifesteren zich vooral als de gevolmachtigde of de lasthebber buiten de grenzen van de volmacht of de last treden. Als de gevolmachtigde buiten de bevoegdheid van de aan hem gegeven volmacht treedt, wordt de derde beschermt indien zij op grond van een verklaring of gedraging van de volmachtgever heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend. Maar wat nu als een lasthebber buiten zijn bevoegdheid treedt en er dus sprake is van onbevoegd handelen? De regels omtrent lastgeving in titel 7 afdeling 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek geven hier geen regeling voor. Indien de derde echter niet wordt beschermd is dit niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid en het handelsverkeer. De derde kan dan namelijk nooit met zekerheid weten of de lasthebber daadwerkelijk bevoegd was de overeenkomst aan te gaan en loopt dan het risico dat de overeenkomst wordt vernietigd met alle gevolgen van dien. Als de derde bescherming wordt geboden zal deze minder terughoudend zijn in het aangaan van overeenkomsten omdat de risico's kleiner zijn. Dit onderzoek heeft zich dan ook gericht op de vraag of derdenbescherming ook in het geval van onbevoegde vertegenwoordiging door een lasthebber bij onmiddellijke lastgeving zou moeten gelden naar analogie van artikel 3:61 lid 2 BW bij volmacht. Uit de jurisprudentie, waar de beschikkingsbevoegdheid van de lastgever onderdeel van het geschil tussen partijen was, is gebleken dat bescherming voor derden bij onbevoegdheid van de lasthebber in ieder geval niet ondenkbaar is. Hieruit valt namelijk af te leiden dat de criteria voor bescherming van de derde op grond van artikel 3:61 lid 2 BW hebben meegewogen in het oordeel. Dit is ook een logisch gevolg van het feit dat de twee rechtsfiguren volmacht en lastgeving sterke vergelijking met elkaar vertonen. Waarom zou in het geval van overschrijding van de vertegenwoordigingsbevoegdheid bij een volmacht aan de derde wel bescherming worden geboden door de Hoge Raad maar in een vergelijkbaar geval bij een onmiddellijke last niet. In beide gevallen wordt er 'uit naam van' de vertegenwoordigde gehandeld door een vertegenwoordiger. In beide gevallen kunnen verklaringen en gedragingen de basis vormen op grond waarvan de derde juist wel of niet heeft aangenomen dan wel mogen aannemen dat er van een toereikende vertegenwoordigingsbevoegdheid sprake was. Het niet naar analogie toepassen van artikel 3:61 lid 2 BW bij overschrijding van de onmiddellijke last is onredelijk en draagt bij aan rechtsonzekerheid. Het wel naar analogie toepassen leidt tot bescherming van de derde. Dit zorgt voor rechtszekerheid en het bevordert het handelsverkeer. Voor een derde is dan duidelijk op welke gronden hem bescherming wordt geboden, namelijk in het geval hij op grond van een verklaring of gedraging van de vertegenwoordigde erop heeft vertrouwd en ook mocht vertrouwen dat de vertegenwoordiger bevoegd was. De vraag of door middel van het naar analogie toepassen van artikel 3:61 lid 2 BW op de overeenkomst van lastgeving in het geval van onbevoegde vertegenwoordiging door de lasthebber meer bescherming voor de derde kan worden gecreƫerd dient dan ook bevestigend te worden beantwoord.
Date of Award | 6 Jul 2020 |
---|
Original language | Dutch |
---|
- Vertegenwoordiging
- Volmacht
- Opdracht
- lastgeving
- onbevoegde vertegenwoordiging
- derdenbescherming
Bescherming van de derde bij overschrijding van de last
Greve, D. (Author). 6 Jul 2020
Student thesis: Master's Thesis