Versleuteling van communicatie leidt tot opsporingsproblemen. Onderschepte communicatie is regelmatig niet lees- of verstaanbaar. De huidige opsporingsbevoegdheden lijken niet meer te voldoen. De nieuwe opsporingsbevoegdheid ‘binnendringen op afstand’ uit het wetsvoorstel Computercriminaliteit III kan hier verandering in brengen. De communicatie kan uitgelezen worden nog voordat deze versleuteld wordt, of nadat het ontsleutelingsproces is voltooid. Toepassing van deze bevoegdheid is een zware inbreuk op de rechten van de verdachte. Daarom dienen er strikte waarborgen te zijn om misbruik van deze bevoegdheid en daarmee strijd met artikel 8 EVRM te voorkomen. Dit onderzoek toetst aan de hand van de criteria uit de zaak Zakharov of er voldoende waarborgen zijn in de toekomstige wetgeving. Vraagtekens kunnen gesteld worden bij mogelijkheid om per AMvB de groep personen te wijzigen jegens wie de bevoegdheid mag worden ingezet, de onafhankelijkheid en kwaliteit van het toezicht en de mogelijkheid om de melding van een onbekende kwetsbaarheid in een softwaresysteem uit te stellen. Dit leidt tot drie aanbevelingen om het wetsvoorstel beter in overeenstemming met het EVRM te laten zijn.
Date of Award | 18 Oct 2017 |
---|
Original language | Dutch |
---|
- communicatie
- versleuteling
- computercriminaliteit
- binnendringen
- EVRM
- Zakharov
Binnendringen op afstand: een onderzoek naar de verenigbaarheid van de voorgestelde bevoegdheid met artikel 8 EVRM
Wijnstra, G. W. (Author). 18 Oct 2017
Student thesis: Master's Thesis