Bogen op (on)buigzaamheid?
: Architect Jan van Hardeveld (1891-1953) en zijn positie in de (katholieke) bouwkunst in de eerste helft van de 20e eeuw

Translated title of the thesis: Proud to be (un)pliable?: Jan van Hardeveld (1891-1953) and his position in the Dutch (roman catholic) architecture in the first half of the 20th century
  • M.J.M. Franken

    Student thesis: Master's Thesis

    Abstract

    Het leven en werk van de Amsterdamse architect Jan van Hardeveld (1891-1953) is in de architectuurgeschiedenis tot nu toe onderbelicht gebleven. Wellicht komt dit doordat hij geen archief heeft nagelaten. Hij is evenwel belangrijk geweest. Hij heeft een omvangrijk oeuvre in alle toen gangbare stijlen gerealiseerd, meer dan honderd publicaties over bouwkunst op zijn naam staan, vele functies in beroepsgerelateerde besturen vervuld en mag – last but not least – als een van de hoofdrolspelers gelden in het katholieke architectuurdebat in het interbellum. De centrale vraag van het uitgevoerde onderzoek is dan ook welke positie Van Hardeveld inneemt in de (katholieke) architectuur in de eerste helft van de twintigste eeuw.
    Daartoe is eerst kort bezien welke bouwstijlen in Nederland toen de belangrijkste waren. Dat zijn er drie: de Amsterdamse School, de Nieuwe Zakelijkheid (het Functionalisme), en het Traditionalisme. Daarna is uitgebreid het leven en werk van Van Hardeveld in kaart gebracht.
    Vervolgens is onderzocht of en in hoeverre aan de ontwerpen van katholieke architecten – zowel hun religieuze als profane werk – een eigen specifieke identiteit kan worden toegekend. Die is er aanvankelijk, in het tweede decennium van de twintigste eeuw, niet. In de katholieke zuil wordt gebouwd in alle dan gangbare stromingen. Dat verandert omstreeks 1930. Diverse factoren liggen daaraan ten grondslag. Mede als gevolg van de slechter wordende economische omstandigheden ontstaat een cultuurpessimistisch klimaat, waarin zich een hang naar het verleden en de traditie aftekent. Die wordt gevoed door de kerkelijke autoriteiten, zowel vanuit Rome als door het trouw volgende Nederlandse episcopaat. Allerlei kerkelijke regelgeving bepaalt dat teruggegrepen dient te worden op de traditio christiana, in het spoor van de ‘grootse overlevering’ van weleer. Bepleit wordt herstel van ‘eeuwige’ waarden, theocentrisch, met God als middel- en eindpunt. Daarbij spelen ook politiek-maatschappelijke opvattingen een rol. De katholieke leiders wensen een uitdrukkelijke profilering van de katholieke zuil, en dus ook van de katholieke bouwkunst, in de ‘strijd’ met andere ideologieën. De pauselijke encycliek Quadragesimo Anno van 1931 bepleit een derde weg voor de katholieke ideologie en het katholieke volksdeel, namelijk een positie tussen het socialisme/communisme aan de ene en het liberalisme/kapitalisme aan de andere kant. Als vervolgens M.J. Granpré Molière, hoogleraar bouwkunde in Delft, de katholieke architectuur van een neoscholastieke theologisch-filosofische onderbouwing voorziet en die uitdraagt op conferenties te Huijbergen voor de, in de AKKV verenigde, katholieke architecten, ontstaat een dominante katholieke bouwkunstidentiteit. Dat is het Traditionalisme, het ambachtelijk en historisch bouwen in baksteen op sobere wijze, met gebruik van zoveel mogelijk natuurlijke materialen. De Amsterdamse School en de Nieuwe Zakelijkheid worden expliciet afgewezen. Die zijn te socialistisch/communistisch of te liberalistisch/kapitalistisch van oorsprong en karakter. Het is het R.K. Bouwblad, opgericht door de conservatieve architect Kropholler, met als voornaamste redacteuren de architecten Van Moorsel, Van Dongen jr. en Molenaar jr., die deze ‘identiteitsleer’ vervolgens met verve uitdraagt, met veroordeling van die andere stromingen.
    Jan van Hardeveld, evenals de traditionalisten Granpré Molière en Kropholler een katholieke bekeerling op latere leeftijd, is de eerste die zich van meet af aan uitdrukkelijk tegen de rol van het R.K. Bouwblad en de ‘Huijbergen’-leer verzet. Van Hardeveld is de aanjager en katalysator van het debat tussen de ‘conservatieve principiëlen’ en de meer liberalen. Hij richt zich niet zozeer tegen het traditionalisme als een van de – door katholieke architecten - te bezigen bouwstijlen; hij bouwt immers zelf ook in deze stijl, zij het met eigen ‘moderne’ accenten. Hij verwijt de anderen vooral de monopolisering van slechts één stijl als de enig ware katholieke. Hij bestrijdt hun eenzijdige gerichtheid en de daarmee gepaard gaande krachtige veroordeling van andersdenkende architecten die ‘moderne’ materialen als beton, glas en staal gebruiken. Hij vindt, juist omdat het om het orgaan gaat van alle in de AKKV verenigde architecten, dat het R.K. Bouwblad evenzeer de spreekbuis moet zijn van mogelijk andere opvattingen van de AKKV-leden. Van Hardeveld voert zijn strijd daarbij op polemische wijze en in vaak harde en ogenschijnlijk ook op de persoon gerichte bewoordingen. Hij wordt daarbij gesteund door met name een groep Limburgse collegae (Peutz, Boosten en Wielders). Hun strijd blijft voorlopig zonder resultaat. Het enige, dat zij na een tiental jaren van opponeren weten te bereiken, is dat vanaf augustus 1939 het R.K. Bouwblad niet langer het orgaan is van de AKKV.
    Date of Award25 Jan 2021
    Original languageDutch
    SupervisorJos Pouls (Supervisor) & Gregor Langfeld (Examiner)

    Keywords

    • Jan van Hardeveld
    • Granpré Molière
    • Kropholler
    • R.K. Bouwblad
    • A.K.K.V.
    • Katholieke bouwkunst
    • Interbellum architectuur
    • traditionalisme
    • Mart Franken

    Master's Degree

    • Master Kunst en Cultuurwetenschappen

    Cite this

    '