Abstract
Een onderzoek naar een redelijke vergoeding van buitengerechtelijke kosten conform artikel 6:96 lid 2 sub b BW in letselschadezaken.Op 3 april 1987 heeft de Hoge Raad in het baanbrekende Drenth-arrest geoordeeld dat de kosten voor het inschakelen van een belangenbehartiger in letselschadezaken voor vergoeding in aanmerking komen. De grondslag voor het vergoeden van buitengerechtelijke kosten levert in de jaren na het Drenth-arrest voer voor discussie tussen schadeverzekeraars en letselschadeslachtoffers. Deze discussie wordt veroorzaakt door de brede wettelijke bepaling van artikel 6:96 lid 2 sub b BW waarin is bepaald dat de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking komen. Wat vervolgens redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid zijn wordt niet omschreven. Uit onderzoek blijkt dat de buitengerechte kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid moeten voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets. Deze dubbele redelijkheidtoets bestaat uit de vragen: Was het redelijk om kosten te maken en zijn de gemaakte kosten redelijk? Verder zijn in de rechtspraak criteria ontwikkeld waaraan buitengerechtelijke kosten kunnen worden getoetst. Deze voorwaarden worden in dit onderzoek behandeld.
Date of Award | 11 Aug 2022 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Keywords
- buitengerechtelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid
- artikel 6:96 lid 2 sub b BW
- letselschade
- schadevergoeding
- dubbele redelijkheidstoets
- Drenth-arrest
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid