Abstract
Bij de beoordeling van de beginselplicht tot handhaving kan het vertrouwensbeginsel een rol spelen. Naast bijzondere omstandigheden kan handhaving onevenredig zijn tot de daartoe te dienen belangen.Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling een interessante uitspraak gedaan inzake het vertrouwensbeginsel. De Afdeling geeft aan dat ze meer uit zal gaan van hetgeen een burger mocht veronderstellen dan van hetgeen het bestuur bedoelde. De onderzoeksvraag is of een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nu eerder leidt tot afzien van handhaving.
Uit onderzoek van voor en na deze uitspraak blijkt dat er niet sneller toegekomen wordt aan een belangenafweging bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel. Het vertrouwensbeginsel kan als bijzondere omstandigheid ertoe leiden dat moet worden afgezien van handhaving. Om te bepalen of er sprake is van opgewekt vertrouwen, zijn alle feiten en omstandigheden van belang. De verschillende belangen dienen daarbij tegen elkaar afgewogen te worden. Daarnaast kan handhaving onevenredig zijn tot de daarmee te dienen belangen. Ook daarbij dienen de verschillende belangen afgewogen te worden. De uitspraak van 29 mei 2019 leidt niet vaker tot een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel en het leidt er dan ook niet toe dat het op zichzelf eerder leidt tot het afzien van handhaving.
Date of Award | 19 Jan 2021 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Keywords
- beginselplicht tot handhaving
- vertrouwensbeginsel
- uitspraak 29 mei 2019
- stappenplan
- belangenafweging
- evenredigheid
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid