Abstract
Deze scriptie gaat over een onderzoek naar de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de criminele burgerinfiltrant in het licht van artikel 6 EVRM. Onderhavige scriptie bestaat uit 5 hoofdstukken en een conclusie, waarbij eerst de geschiedenis en het juridisch kader van de (criminele) burgerinfiltrant is besproken. Vervolgens is de controleerbaarheid en betrouwbaarheid van de inzet van criminele burgerinfiltranten besproken. Daarnaast is er gekeken naar het kader en de ontoelaatbare uitlokking. Voorts is de uitvoering van de criminele burgerinfiltrant getoetst aan het kader dat door het EHRM is geformuleerd in de Bannikova tegen Rusland zaak en is er een vergelijking gemaakt met de uitvoering in Nederland. Tot slot is er een conclusie geschreven welke antwoord geeft op onderstaande hoofdvraag:‘’ In hoeverre is de inzet van de (criminele) burgerinfiltrant ingevolge artikel 126w Sv als undercover opsporingsbevoegdheid door de politie in strijd met het recht op een eerlijk proces dan wel het instigatieverbod ex artikel 6 lid 1 EVRM? ’’
Mijns inziens heeft de Vidar zaak laten zien, dat in beginsel artikel 126w Sv wel voldoet aan de materiële en formele kaders van het EHRM en niet altijd in strijd hoeft te zijn met artikel 6 lid 1 EVRM.
Date of Award | 13 Apr 2023 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Keywords
- Criminele burgerinfiltrant
- Artikel 6 EVRM
- Bannikova tegen Rusland zaak
- Instigatieverbod
- Vidar
- (Ontoelaatbare) uitlokking
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid