De wetgever opent met de Tijdelijke Wet Groningen een nieuwe weg voor Groningse gedupeerden om bevingsschade vergoed te krijgen. Naast het vorderen van een nadeelcompensatiebesluit of het starten van een civiele procedure tegen de mijnbouwexploitant kunnen zij een verzoek om schadevergoeding indienen bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen. Deze ‘derde weg’ leidt tot de centrale vraag van dit onderzoek: hoe past de Tijdelijke Wet Groningen in de huidige systematiek van de competentieverdeling tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter? Een analyse van de wet laat zien dat juridische vragen rijzen op het gebied van bevoegdheid, ontvankelijkheid en de vergoeding die het Instituut uitkeert. Het feit dat de wetgever een privaatrechtelijk geschil in een bestuursrechtelijke jas ‘perst’, en daarbij onduidelijk blijft of de grondslag van de vergoeding die het Instituut uitkeert is gelegen in een rechtmatige, of onrechtmatige daad, zorgt voor een juridische constructie die niet aansluit bij de huidige systematiek.
Date of Award | 25 Mar 2020 |
---|
Original language | Dutch |
---|
- schadevergoeding
- gaswinning
- tijdelijke wet groningen
- instituut mijnbouwschade Groningen
- art. 6:177a BW
- competentieverdeling
De Driewegleer. De Tijdelijke Wet Groningen in het licht van de competentieverdeling tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter.
Anoniem (Author). 25 Mar 2020
Student thesis: Master's Thesis