Abstract
EER-lidstaten dienen bij de uitvoering van EOR-richtlijn 2009/38/EC te voorzien in passende maatregelen indien verplichtingen voortvloeiende uit de richtlijn niet worden nagekomen. In dit onderzoek is nagegaan of Nederland met de Wet op de Europese Ondernemingsraden deze opdracht uit de EOR-richtlijn voldoende heeft omgezet. De conclusie luidt dat de WEOR niet voldoet.Afgezien van een aantal kleinere onvolkomenheden is er een probleem met de middelen die de EOR ter beschikking staan om een rechtsgeding te voeren. De WEOR kent geen regel van dwingend recht die de moederonderneming de kosten voor het voeren van een rechtsgeding laat dragen, terwijl het maken van kosten bij een verzoekschriftprocedure voor de Ondernemingskamer onvermijdelijk is. Verder kent de WEOR onvoldoende effectieve, afschrikkende en evenredige sancties. De dwangsom lijkt als middel onvoldoende afschrikkend en is niet altijd toepasbaar bij een gebrek in de informatie- en raadplegingsprocedure, het kernrecht van de EOR. Bovendien is onduidelijk en omstreden of een rechter voorzieningen kan treffen in een geschil over informatie aan en raadpleging van de EOR.
Date of Award | 14 Jun 2021 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Keywords
- Europese ondernemingsraad
- EOR
- Richtlijn 209/38/EC
- WEOR
- naleving
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid