Abstract
Op 1 januari 2020 is de Wet Arbeidsmarkt in Balans in werking getreden.1 Deze wet heeft diverse wijzigingen binnen het arbeidsrecht aangebracht, zoals de invoering van de i-grond per1 januari 2020 en de daarbij behorende additionele vergoeding.2 De i-grond is een toegevoegde ontslaggrond op de limitatieve ontslaggronden in artikel 7:669 lid 3 BW. Voor de invoering van deze ontslaggrond, kon de rechter de arbeidsovereenkomst niet ontbinden als er niet aan een van de limitatieve gronden werd voldaan, terwijl van de werkgever eigenlijk niet verwacht mocht worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten.3 O.a. volgens de Vereniging van Arbeidsrecht Advocaten Nederland waren de limitatieve gronden in de rechtspraktijk te beperkt, waardoor de rechter onvoldoende maatwerk kon leveren.4
De wetgever heeft met de i-grond beoogd om het ontslagrecht te versoepelen en rechters de mogelijkheid te geven om meer maatwerk te bieden.5 Het is denkbaar dat de wetgever om deze reden besloten heeft om zowel in de parlementaire geschiedenis als in de wet zelf, niet te regelen op welke manier de rechter de i-grond moet toepassen en op welke manier de hoogte van de additionele vergoeding vastgesteld dient te worden.6 Voor dit onderzoek was dan ook onduidelijk op welke wijze(n) de rechter toetst of er een geslaagd beroep kan worden gedaan op de i-grond en op welke manier de rechter de hoogte van de daarbij behorende additionele vergoeding vaststelt (art. 7:671b lid 8 BW). Middels literatuuronderzoek en jurisprudentieonderzoek over de periode 1 januari 2020 tot
1 januari 2022 is duidelijk geworden dat de i-grond voldoende onderbouwd dient te worden, om er een geslaagd beroep op te doen. De enkele stelling dat de ontslaggronden tezamen een ontbinding op de i-grond rechtvaardigen, is een onvoldoende toelichting voor een ontbinding op de i-grond.7
Verder is uit het jurisprudentieonderzoek gebleken dat de rechter in 2020 over het algemeen het toetscriteria hanteerde dat er sprake dient te zijn van een ‘bijna voldragen ontslaggrond’.
Dit toetscriteria werd ook in het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch van 28 januari 2021 gehanteerd.8 In 2021 lijkt er een nieuwe trend te zijn ingezet.9 Zo werd in 2021 door de rechter in eerste aanleg verschillende keren expliciet vermeld dat noch uit de wet noch uit de wetsgeschiedenis blijkt dat er sprake dient te zijn van een ‘bijna voldragen ontslaggrond’ en dat het erom gaat of de combinatie van omstandigheden ervoor zorgt dat van de werkgever niet verwacht kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten.10 De lijn dat van een ‘bijna voldragen ontslaggrond’ sprake dient te zijn, lijkt niet alleen bij de rechter in eerste aanleg te zijn verlaten. Dit blijkt uit het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 29 maart 2021, waarin het hof als toetscriteria hanteerde dat ‘gelet op alle omstandigheden tezamen gezien, van de werkgever niet verwacht kon worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten’.11 Als deze lijn wordt voortgezet is het aannemelijk dat er vaker een geslaagd beroep kan worden gedaan op de i-grond dan de zeven keer in de afgelopen twee jaar. Dit zal eraan bijdragen dat het ontslagrecht daadwerkelijk versoepeld wordt, hetgeen de wetgever met de invoering van de i-grond beoogde. De rechter kan ook aan dit doel bijdragen door vaker (dan één keer in de afgelopen twee jaar) ambtshalve de i-grond aan te vullen. De MvT regelt namelijk dat het aan de rechter is om te beoordelen of gelet op de omstandigheden van het geval, de i-grond ambtshalve moet worden aangevuld.12 IJzerman & Sax stellen dat de vrijheid van de rechter teveel beperkt wordt, als het ambtshalve aanvullen van de i-grond beschouwd wordt als het aanvullen van de feitelijke grondslag (art. 24 Rv).13 Gezien het gegeven dat de rechter van de andere ontslaggronden genoemd in artikel c t/m h ook een eigen interpretatie maakt van feiten en omstandigheden om tot een bepaalde ontslaggrond te komen, zijn ze van mening dat dit niet anders dient te zijn bij de i-grond.14
Mijns inziens is er zeker een reden, waarom de ambtshalve aanvulling van de i-grond anders is dan het ambtshalve aanvullen van een ontslaggrond genoemd in sub c t/m h. Reden hiervoor is dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de i-grond een extra rechtsgevolg teweegbrengt, namelijk de additionele vergoeding. Dit zorgt ervoor dat er inbreuk wordt gemaakt op artikel 23 Rv dat regelt dat de rechter zich beperkt tot hetgeen door partijen is gevorderd en verzocht. Overigens hoeft dit in de rechtspraktijk niet in het nadeel te zijn van de werkgever, omdat artikel 7:686a lid 6 BW regelt dat de verzoeker in de gelegenheid gesteld dient te worden om het ontbindingsverzoek in te trekken, als de rechter voornemens is om de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning van een vergoeding. Overigens is uit het jurisprudentieonderzoek gebleken dat de rechter zelden de verzoeker in de gelegenheid stelde om het verzoek in te trekken als de rechter voornemens was om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de i-grond, onder toekenning van een additionele vergoeding. Mijns inziens dient de rechter te allen tijde de verzoeker in de gelegenheid te stellen het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te trekken. Reden hiervoor is dat uit de MvT blijkt dat tegenover het ambtshalve aanvullen van rechtsgronden staat, dat de verzoeker deze gelegenheid krijgt. 15 De werkgever kan het vonnis dan even laten bezinken en weloverwogen een beslissing nemen of hij het ontbindingsverzoek intrekt, waardoor deze niet de additionele vergoeding verschuldigd is. Ook is uit het jurisprudentieonderzoek gebleken dat in de meeste vonnissen waarin de arbeidsovereenkomst ontbonden werd op de i-grond, aan de (ex-)werknemer de maximale additionele vergoeding (maximaal de helft van de hoogte van de transitievergoeding) werd toegekend. Overigens werd de maximale additionele vergoeding niet in alle vonnissen nadrukkelijk gemotiveerd. Zo oordeelde de rechter in het vonnis van de Rechtbank Midden- Nederland van 2 november 2020 slechts dat er geen aanleiding was om van de maximale additionele vergoeding af te wijken.16 Opvallend is dat in dit vonnis als uitgangspunt de maximale vergoeding werd genomen. Overigens blijkt uit het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 29 maart 2021 dat de rechter de maximale vergoeding niet als uitgangspunt hanteerde. Zo stelde de rechter de hoogte vast op 0,25 van de transitievergoeding, omdat de werkgever, de werknemer geen deugdelijk verbetertraject heeft geboden, waardoor de werknemer zijn communicatie, houding en gedrag niet kon verbeteren. Het hof lijkt dus terughoudender te zijn dan de rechtbank met het toekennen van maximale hoogte van de additionele vergoeding. Mijns inziens sluit dit beter aan bij de ‘kan’ bepaling zoals opgenomen in artikel 7:671 b lid 8, omdat de rechter niet gehouden is om de helft van de hoogte van de transitievergoeding toe te kennen. Daarnaast sluit dit ook aan bij de MvT waarin vermeld staat dat de hoogte van de additionele vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de omstandigheden.17
Gezien het gegeven dat de Hoge Raad twee jaar na de invoering van de i-grond, nog niet toegekomen is aan een beoordeling van deze grond, zal de tijd moeten uitwijzen of deze conclusies ook stand houden bij de Hoge Raad.
1 Stb. 2019, 266.
2 Kamerstukken II 2018/19, 35074, nr. 3, p. 56 (MvT).
3 Bennaars e.a., Hugo Sinzheimer Instituut 2016, p. 14.
4 De Wolff, in: Arbeidsovereenkomst, art. 7:669 BW, aant. 3.3 (online, bijgewerkt 13 augustus 2021).
5 IJzerman & Sax, ArbeidsRecht 2021/5, p. 24.
6 Duk, Keizer & Staal, TRA 2018/73, p. 22.
7 Rb. Rotterdam 1 juni 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:5136, r.o. 6.8.1.
8 Hof ’s-Hertogenbosch 28 januari 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:251, r.o. 3.7.
9 Rb. Noord-Holland 26 april 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:3694, r.o. 5.13.
10 Rb. Noord-Holland 5 januari 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:158.
11 Hof Arnhem-Leeuwarden 29 maart 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2957.
12 Kamerstukken II 2018/19, 35074, nr. 3, p. 126 (MvT).
13 Ijzerman & Sax, Arbeidsrecht 2021/5, p. 27.
14 Ijzerman & Sax, Arbeidsrecht 2021/5, p. 27.
15 Kamerstukken II 2018/19, 35074, nr. 3, p. 125 (MvT).
16 Rb. Midden-Nederland 2 november 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:4734.
17 Kamerstukken II 2018/19, 35074, nr. 3, p. 125 (MvT).
Date of Award | 2 Jan 2022 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Keywords
- cumulatiegrond
- i-grond
- additionele vergoeding
- ontslaggronden
- literatuuronderzoek
- jurisprudentieonderzoek
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid