De kantonrechter in control
: Een onderzoek naar de toezichthoudende taak van de kantonrechter met betrekking tot meerderjarigenbewind vanuit het perspectief van privacybescherming

  • D. 's-Gravendijk

    Student thesis: Master's Thesis

    Abstract

    Het aantal beschermingsbewind of meerderjarigenbewind zaken is de afgelopen jaren behoorlijk toegenomen. De toename van het aantal mensen in beschermingsbewind kent verschillende oorzaken. Onder meer de huidige economische situatie, de vergrijzing, de complexiteit van de huishoudadministratie, de aanscherping van de regels bij bijvoorbeeld banken en zorginstellingen en de versobering van andere regelingen waarmee hulp werd geboden aan mensen die zelf niet meer uit hun financiƫle problemen komen, spelen daarbij een rol. In dit onderzoek is door mij gekeken naar de invloed van de wetswijziging 2014 inzake het meerderjarigenbewind. Aanleiding voor deze wetswijziging waren de reeds bestaande en gesignaleerde problemen. Ten eerste verduistering van gelden, het afleggen van een valse rekening en verantwoording en het ongeoorloofd uitlenen van gelden toebehorende aan de rechthebbende. Ten tweede de bewindvoerder voert geen adequaat bewind en verzaakt zijn taak. Twee voor mij voorstelbare nieuwe problemen, vanuit het perspectief privacybescherming, vormden de aanleiding tot het doen van onderzoek naar de toezichthoudende bevoegdheden van de kantonrechter in het kader van het beschermingsbewind. Ten eerste of er een schending van het grondrecht van privacy van de bewindvoerder en strijd met de Wet bescherming persoonsgegevens en de EU privacy verordening kan bestaan. Ten tweede, misschien wel belangrijkste, het gebrek aan controle op de toezichthoudende taak van de kantonrechter. In dit onderzoek is er getracht antwoord te krijgen op de centrale vraagstelling: worden er door de ruime bevoegdheden die zijn toebedeeld aan de kantonrechter, het leggen van beslag op bescheiden middels het betreden van plaatsen, zoals neergelegd in artikel 448 lid 5 van Boek 1 Burgerlijk Wetboek, grondrechten van privacy, zoals neergelegd in artikel 8 van de Wet Bescherming persoonsgegevens en de EU Verordening ter zake gegevensbescherming, geschonden? Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag is middels een interne rechtsvergelijking tussen de curator in faillissementen en de officier van justitie in het strafrecht nagegaan welke waarborgen er gelden voor mogelijke vergelijkbare inbreuken op het grondrecht van privacy en daarmee een fundamenteel recht. De keuze voor deze rechtsvergelijking vloeit voort uit de onderzoeksvraag of er grondrechten van privacy worden geschonden. Gekozen is voor de methodologie waarbij een norm uit het ene deelrechtsgebied wordt vergeleken met de norm uit een ander deelrechtsgebied. Bovendien zijn er enkele gesprekken gevoerd met kantonrechters, officieren van justitie en curators over hoe in de praktijk invulling wordt gegeven aan de bepalingen met betrekking tot inbeslagname middels het betreden van plaatsen. Deze gesprekken zijn niet maatgevend voor het onderzoek, maar enkel beeldvormend. Zowel in het geval van een faillissement als bij toepassing van opsporingsbevoegdheden bestaat er een spanningsveld tussen enerzijds het belang van bescherming van het grondrecht van privacy en anderzijds het belang van de schuldeisers inzake de afwikkeling van het faillissement dan wel de toepassing van opsporingsbevoegdheden in het geval van verdenking van het begaan van een strafbaar feit. Het doel van dit onderzoek is om aanbevelingen te doen met betrekking tot de onduidelijkheid over de toepassing van het nieuwe in werking getreden lid 5 van artikel 1.448 BW vanuit het perspectief van privacybescherming, waarin de bevoegdheid tot inbeslagname van bescheiden middels het betreden van plaatsen is neergelegd en daarvoor aanbevelingen te doen. Daarnaast heeft dit onderzoek tot doel een wetenschappelijke bijdrage te leveren door een fundamentele bezinning op de toezichthoudende rol van de kantonrechter te bevorderen. De voornaamste conclusies die uit het onderzoek konden worden getrokken zijn als volgt. Ten aanzien van de toezichthoudende taak kan worden geconcludeerd dat er onder de kantonrechters onduidelijkheid bestaat over de toepassing van het verscherpt toezicht. Toepassing van het verscherpt toezicht door de kantonrechter kan enkel om die reden op zich al een schending van het grondrecht van privacy op grond van artikel 8 Wet bescherming persoonsgegevens en artikel 8 EVRM met zich meebrengen. Het is de kantonrechter die beslist of inbeslagname middels het betreden van plaatsen plaatsvind en vervolgens daarvan de uitvoering coƶrdineert. Ondanks dat de kantonrechter de juiste bedoeling heeft met het toepassen van het verscherpt toezicht kan verontrustend worden genoemd dat enige vorm van controle op zowel de beslissingsbevoegdheid als de uitvoering van het verscherpt toezicht door de kantonrechter ontbreekt. Uit mijn onderzoek is naar voren gekomen dat aan de curator eveneens vergaande bevoegdheden zijn toebedeeld, in het bijzonder de inlichtingenplicht en het betreden van plaatsen ter inbeslagname. Geconstateerd is dat de Faillissementswet wel de kaders verschafte, maar biedt echter niet de nodige waarborgen tegen een mogelijke inbreuk op de privacy van een persoon. De curator dient bij zijn handelen, in tegenstelling tot de kantonrechter, wel een zorgvuldigheidsnorm in acht te nemen. Bovendien heeft de curator, in tegenstelling tot de kantonrechter, in sommige gevallen een machtiging van de rechter-commissaris nodig om handelingen te verrichten, zoals het betreden van een woning. Op grond van mijn onderzoek kan ik concluderen dat als gevolg van de maatschappelijke veranderingen, media en het gebruik van internet het zwaartepunt van de opsporing door de officier van Justitie steeds meer is komen te liggen bij het verzamelen van (elektronische) gegevens die zich konden bevinden op computers en onder andere smartphones. In zijn algemeenheid geldt dat dergelijke schendingen van de privacy slechts zijn toegestaan indien daar een wettelijke regeling aan ten grondslag ligt. Het Wetboek van Strafvordering rechtvaardigde een dergelijke inbreuk. De officier van justitie is op grond van wet bevoegd tot het betreden van plaatsen en de inbeslagname van goederen en bescheiden. Evenals bij de curator vindt enige vorm van controle op het handelen van de officier van justitie plaats. Het is de rechter-commissaris die toezicht hield op de rechtmatigheid van de inzet van bevoegdheden door de officier van justitie. Geconcludeerd kon worden dat het de kantonrechter is die autonoom is in zijn bevoegdheden en elke vorm van controle op de toezichthoudende taak van de kantonrechter ontbreekt. Door belangrijkste aanbevelingen die door mijn zijn gedaan vormen wellicht aanleiding tot het doen van een vervolgonderzoek. Het opstellen van beleid en kaders met betrekking tot de toepassing van artikel 1:448 lid 5 BW. Het formuleren van een zorgvuldigheidsnorm voor het handelen van de kantonrechter. Het neerleggen van de toezichthoudende taak van de kantonrechter met betrekking tot het meerderjarigenbewind bij een externe organisatie (voorkeur BFT).
    Date of Award25 Nov 2016
    Original languageDutch

    Master's Degree

    • Master Rechtsgeleerdheid

    Cite this

    '