De aanpassing van de voorwaardelijke invrijheidsstelling op grond van het wetsvoorstel Wet Straffen en Beschermen hoeft niet in strijd te komen met het resocialisatiebeginsel als in artikel 2 lid 2 Pbw als hierbij aan gedetineerden door de overheid actief alle mogelijkheden worden aangeboden om te kunnen resocialiseren. Als dit recht op resocialisatie in de vorm van voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verspilt door geen goed gedrag te tonen, is dat de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde. Met de nieuwe regeling omtrent de voorwaardelijke invrijheidstelling dient daarnaast ook sprake te zijn van een periodieke controle van gedetineerden. Dit kan ingevuld worden middels het reeds bestaande promotie en degradatiesysteem, waarbij door middel van een zes wekelijkse multi-disciplinair overleg een periodieke controle van gedetineerden plaatsvindt. De overheid dient tot slot zorg te dragen dat gedetineerden ook daadwerkelijk behandeling krijgen als blijkt dat deze behandeling een positief effect op de rehabilitatie kan hebben. Dit geldt vooral wanneer de behandeling in positieve zin effect heeft op bepaalde vaardigheden die vereist zijn voor een voortijdige vrijlating.
Date of Award | 22 Jun 2020 |
---|
Original language | Dutch |
---|
- Wet Straffen en Beschermen
- voorwaardelijke invrijheidsstelling
- resocialisatiebeginsel
- 4. Eigen verantwoordelijkheid en gedrag van de gedetineerden
- 5. Belangen van slachtoffers en nabestaanden
- 6. Maatschappijbeveiliging en recidivevermindering
De nieuwe voorwaardelijke invrijheidsstelling nader beschouwd
Janssen, E. F. R. (Author). 22 Jun 2020
Student thesis: Master's Thesis