Abstract
In deze scriptie wordt onderzocht of er sprake is van (indirecte) discriminatie van de Pgb-zorgverlener, indien de regeling dienstverlening aan huis van toepassing is. Tevens wordt onderzocht of er sprake is van discriminatie van de Pgb-zorgverlener door uitsluiting van het recht op een transitievergoeding als de budgethouder komt te overlijden. Dit onderzoek start met een analyse van de totstandkoming van de regeling dienstverlening aan huis, aan de hand van onder andere kamerstukken. De indicatoren voor een gezagsverhouding zijn verduidelijkt om te kunnen concluderen wanneer er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Verder is jurisprudentie geraadpleegd over het uitsluiten van werknemers voor sociale verzekeringen. De transitievergoeding na overlijden van de budgethouder is vergeleken met het recht op een transitievergoeding bij bedrijfsbeƫindiging door overlijden van de werkgever.De conclusie is dat er inderdaad sprake is van (indirecte) discriminatie van de Pgb-zorgverlener door toepassing van de regeling dienstverlening aan huis. Er is geen sprake van discriminatie voor wat betreft het recht op een transitievergoeding. Aanbevolen wordt om de wet aan te passen voor alle sociale verzekeringen voor deze groep zorgverleners en de huidige bepalingen buiten toepassing te laten.
Date of Award | 7 Jul 2023 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Keywords
- Regeling dienstverlening aan huis
- Artikel 4 Richtlijn 79/7/EEG
- Gezagsverhouding
- Artikel 6 eerste lid, aanhef, onder c Werkloosheidswet
- Doorbetalingsplicht
- Uitzonderingsbepaling
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid