De reputatie van Leo Gestel
: Een kunstkritische waarderingsgeschiedenis van zijn werk

Translated title of the thesis: The reputation of Leo Gestel: A study into the art critical reception of his work
  • E. Langstraat

    Student thesis: Master's Thesis

    Abstract

    In deze masterscriptie is onderzocht op welke wijze de kunstkritische receptie van de kunst van Gestel heeft bijgedragen aan het vestigen van zijn reputatie in de periode 1905-1946. Aan de hand van vijf onderzoeksvragen is geanalyseerd welke rol verzamelaars, critici, tentoonstellingen, beeldvorming in de literatuur en Gestel zelf, hierin hebben gespeeld. Het onderzoek is daarbij onderverdeeld in drie periodes: 1905-1913, 1914-1928 en 1929-1946, die elk een hoofdstuk beslaan.
    Als theoretisch kader is het model van Alan Bowness uit zijn boek The conditions of success. How the modern artist rises to fame (1989) gebruikt en de theorie van Harold S. Becker uit zijn boek Art Worlds (1982/1984). Het model van Bowness bestaat uit vier concentrische cirkels van erkenning die de kunstenaar doorloopt op weg naar succes en die min of meer na elkaar dienen te worden doorlopen. Dit zijn achtereenvolgens de erkenning van collega-kunstenaars, de erkenning van critici, de bereidheid van verzamelaars en kunsthandelaren om zijn werk te verwerven en uiteindelijk de waardering van het grote publiek. De theorie van Becker verbindt de receptie van kunst aan specifieke art worlds. Hieronder verstaat Becker de persoonlijke art world van de kunstenaar, de art world van verzamelaars en kunstenaarsverenigingen en de art world van critici. Deze theorie is een goede aanvulling op het model van Bowness omdat Becker de invloed onderzoekt van veranderende omstandigheden binnen de verschillende art worlds op de receptie van het werk van de kunstenaar. Bowness laat in zijn model dit aspect buiten beschouwing
    In grote lijnen vertoont het verloop van de erkenning van Gestels kunst de kenmerken die volgens Bowness het succes van een kunstenaar kunnen voorspellen. Toch is dit theoretisch model in de praktische uitwerking ervan niet helemaal bruikbaar gebleken. De eerste cirkel, die van erkenning door collega-kunstenaars, verloopt bij Gestel volgens het model. Gestel kreeg al heel vroeg in zijn carrière de erkenning van collega-kunstenaars voor zijn excellente tekenkunst. De tweede en derde cirkel, die van critici en verzamelaars, doen dit niet. Gestel kreeg op zijn weg naar succes eerder te maken met verzamelaars dan met critici die over hem gingen schrijven. Daarom zijn in de uitwerking van dit onderzoek deze twee concentrische cirkels omgedraaid. Uit het onderzoek blijkt ook dat de vierde en laatste cirkel van erkenning, die van het grote publiek anders verloopt bij Gestel, daar deze cirkel zich al veel eerder in zijn carrière voordeed. Gestel heeft alle cirkels doorlopen maar deze cirkels volgen elkaar niet letterlijk op, zoals in het model.
    Bowness noemt in zijn model niet expliciet de rol die deelname aan tentoonstellingen in een carrière kan spelen. Ook kunsthistorici die over kunstenaars publiceren, laat hij buiten beschouwing. Het model is in de praktijk van dit onderzoek op deze punten aangevuld. Hierdoor is een duidelijker beeld ontstaan van Gestels weg naar succes.
    Beckers theorie is getoetst aan Gestels situatie. Hieruit blijkt dat Gestel te maken kreeg met substantiële veranderingen in de verschillende art worlds. Geconcludeerd kan worden dat de meeste veranderingen plaatsvonden in Gestels persoonlijke art world. In het begin van zijn carrière was er vooral sprake van een uitbreiding van zijn persoonlijke de art world door nieuwe vriendschappen en collegiale contacten, die positief waren. Later kreeg hij te maken met een reeks tegenslagen, waarvan zijn steeds terugkerende maagkwaal de belangrijkste was. Hierdoor kon hij voor langere periodes niet of nauwelijks werken en dit had een negatieve invloed op zijn carrièreontwikkeling. Ook in de art world van Gestels verzamelaars veranderde het een en ander. Een factor van betekenis was dat het aantal verzamelaars terugliep en dit had financiële gevolgen voor Gestel. De art world van de critici was ook aan verandering onderhevig door zowel de verschillende opvattingen van critici als de stijlontwikkeling van Gestel. Dit is bepalend geweest voor de wijze waarop Gestels werk werd beoordeeld en had zijn weerslag op de receptie van zijn kunst.
    Uit zowel het model van Bowness als uit de theorie van Becker blijkt het belang van het hebben van verzamelaars voor een kunstenaar. Gestel wist een vijftal particuliere verzamelaars (Beffie, Boendermaker, Esser, Kroller-Müller en Regnault) voor korte of langere tijd aan zich te binden. Deze verzamelaars, met name Boendermaker, hebben op de eerste plaats op financieel gebied een belangrijke rol gespeeld in Gestels carrièreontwikkeling. Daarnaast werd Gestel de adviseur van Boendermaker en Regnault en dat leverde hem naast hun financiële steun, respect en waardering op. De belangrijkste ontwikkeling voor de receptie van Gestels werk, was echter dat alle verzamelaars, behalve Beffie, op een bepaald moment met hun verzameling naar buiten traden. Door bruikleen aan het Stedelijk Museum Amsterdam, en/of door hun verzameling te tonen in een eigen museum, ofwel door veilingverkoop, werd Gestels kunst zichtbaar gemaakt voor publiek. Hierdoor groeide zijn reputatie.
    Gestel wist de aandacht op zich te vestigen van een aantal invloedrijke kunstcritici. Dat waren C.L. Dake, W.J. de Gruyter, Kasper Niehaus, A. Plasschaert,
    J. Slagter, W. Steenhoff, C. Veth en N.H. Wolf. Zij volgden voor korte of langere tijd Gestels carrière en deden hiervan verslag in landelijke dagbladen en vaktijdschriften, in een eigen stijl en met een eigen terminologie. De kritieken laten een gemêleerd beeld zien in de beoordeling en de interpretatie van Gestels kunst. Conservatieve critici waren over het algemeen fervente tegenstanders van moderne kunst. Het is daarom niet verwonderlijk dat ze soms fel ageerden tegen Gestels modernistische werk. Progressieve critici waren voorstanders van moderne kunst. Ze stonden juist open en welwillend tegenover Gestels stijlontwikkelingen en verdedigden hem waarnodig. Een derde categorie critici kon de ene stijlontwikkeling van Gestel wel waarderen en de andere niet. In de bestudeerde kritieken is er niet een kritiek aan te wijzen die zoveel impact had, dat deze regelmatig werd geciteerd in de literatuur.
    Naast de kunstkritiek was het kritisch debat een belangrijke aspect in de beoordeling van kunst. In het kritisch debat dat door de jaren heen gevoerd werd over Gestels kunst, is nooit een kritische consensus bereikt over zijn hele oeuvre. Over een ding waren alle critici het wel eens en dat was hun grote waardering voor zijn tekenkunst in de serie De vlucht uit België. Hiermee vestigde Gestel zijn reputatie als excellent tekenaar. Voor Gestel was deze lof moeilijk te accepteren omdat hij deze tekeningenserie niet tot zijn eigenlijke werk vond behoren. Ondanks, misschien juist dankzij de wisselende kritieken, hebben critici Gestels werk inzichtelijk gemaakt voor het publiek. De kunstkritieken hebben, samen met het kritisch debat in hoge mate bijgedragen aan de receptie van Gestels kunst en hiermee aan zijn reputatie.
    Deelname aan tentoonstellingen was de manier voor een kunstenaar om zijn werk te kunnen tonen. Gestel begreep al vroeg in zijn carrière dat het lidmaatschap van gerenommeerde kunstenaarsverenigingen deze mogelijkheid bood. Hij werd lid van Arti en Sint Lucas en later van de Moderne Kunstkring en de Hollandsche Kunstenaarskring. Regelmatig nam hij deel aan belangrijke exposities van deze verenigingen. Ook nam hij deel aan (solo)tentoonstellingen bij kunsthandels en galerieën. Vooral 1913 was een productief jaar voor Gestel. Mede door de status van de kunstenaarsverenigingen en kunsthandels waar Gestel exposeerde, verwierf hij erkenning en vestigde hij zijn reputatie als een belangrijk modernistisch kunstenaar.
    Na een explosieve eerste periode in zijn carrière, volgde na 1916 een rustiger periode. Ondermeer door ziekte en een langdurig verblijf in het buitenland exposeerde hij nog maar een keer bij de Hollandsche Kunstenaarskring en maar weinig bij kunsthandels. In de derde periode daarentegen, exposeerde Gestel juist zoveel mogelijk bij (kleinere) kunsthandels, galerieën en zelfs bij bibliotheken. Het doel was niet meer erkenning of bevestiging, zoals in de eerste periode, maar verkoop. Verkoop was in de crisisjaren een pure noodzaak geworden voor Gestel om door te kunnen gaan met zijn werk.
    Gestels internationale reputatie laat het volgende beeld zien. Door de jaren heen werd zijn werk geëxposeerd op een aantal buitenlandse tentoonstellingen. In de pers werd niet heel veel aandacht besteed aan deze exposities. Het toont echter aan dat het geëxposeerde werk representatief en toonaangevend werd geacht voor de toenmalige beeldende kunst in Nederland en dit maakt zijn reputatie duidelijk.
    De beeldvorming in de contemporaine (buitenlandse) literatuur laat een algemene tendens zien van grote waardering en achting voor Gestel. Hij wordt omschreven als een gedreven, zich steeds ontwikkelend en vernieuwend kunstenaar. Zijn omvangrijk oeuvre werd geroemd en geprezen. Het manuscript L’Art hollandais contemporain van Fierens is hier een goed voorbeeld van, want Fierens sprak niet alleen in de tekst zijn grootste waardering uit voor Gestel, maar liet hem ook het manuscript illustreren en de omslagafbeelding verzorgen.
    Op de vraag in hoeverre Gestel zelf heeft bijgedragen aan zijn reputatie kan geconcludeerd worden, dat hiervan alleen sprake was in de eerste tien jaar van zijn carrière. In die periode nam hij volop deel aan het Amsterdamse kunstenaarsleven. Hij werkte samen met bevriende kunstenaars, legde contacten en profileerde zich op tentoonstellingen. Hij gebruikte de publicatie van Wolf uit 1913 voor promotiedoeleinden. Uit zijn aantekeningen blijkt echter nergens dat hij in debat ging met critici of dat hij op enigerlei wijze geprobeerd heeft critici of collega-kunstenaars te beïnvloeden. Na deze periode onttrok Gestel zich meer en meer aan de publiciteit. Hij concentreerde zich volledig op zijn werk en hield zich niet bezig met het promoten van zijn kunst. Zo deed hij niets met het lovende artikel van Slagter uit 1923. De eigen bijdrage aan zijn reputatie is daardoor beperkt gebleven.
    Gestel heeft nooit concessies gedaan, niet aan verzamelaars, niet aan critici noch aan het publiek. Hij is altijd trouw gebleven aan zijn denkbeelden over kunst. Toch bleef hij zijn hele leven de naar verdieping zoekende en zich vernieuwende kunstenaar, die zelfs kort voor zijn dood dacht nog maar aan het begin te staan. In dat licht bezien is de in de Inleiding geciteerde voorspellende uitspraak van Gratama uit 1913: ‘[…] We kunnen van dezen kameleontischen kunstenaar nog veel verrassends verwachten, aleer hij de behoudende haven van een eigen opvatting is binnen gezeild’534 uitgekomen. Toch geloofde Gestel in zichzelf en in zijn werk, getuige zijn credo ’Ik zal in mijn werk blijven voortleven.’
    Date of Award22 Oct 2019
    Original languageDutch
    SupervisorAnneke Schulenberg (Supervisor) & Jos Pouls (Examiner)

    Keywords

    • Leo Gestel
    • art history

    Master's Degree

    • Master Kunst en Cultuurwetenschappen

    Cite this

    '