Abstract
In de scriptie is onderzoek verricht naar de mate waarin de inzet van een criminele burgerinfiltrant in de Nederlandse opsporing voldoet aan de eisen die artikel 8 EVRM stelt aan een gerechtvaardigde inbreuk van het recht van een verdachte op respect voor zijn privéleven. Daartoe is gekeken naar de inzet van de criminele burgerinfiltrant in de Nederlandse opsporing en wetsgeschiedenis en jurisprudentie vanaf de jaren 80 van de twintigste eeuw. Verder is onderzocht hoe het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) het begrip privéleven inkleurt en wanneer een inbreuk op dit recht gerechtvaardigd is.Mijn conclusie aan de hand van Nederlands recht en de zaak Vidar is dat de Nederlandse inzet van een criminele burgerinfiltrant door de EVRM-beugel kan. Wel doe ik de aanbeveling om de inzet van een criminele burgerinfiltrant specifiek in het Wetboek van Strafvordering vast te leggen. Bovendien doe ik de aanbeveling om de inzet van een groei-infiltrant toe te staan, waarbij het belangrijk is dat de opsporingsdiensten oog houden voor de proportionaliteit en subsidiariteit, zodat de inbreuk voor de verdachte zoveel mogelijk beperkt wordt.
Date of Award | 7 Dec 2022 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Keywords
- artikel 126w en 126x Sv
- criminele burgerinfiltrant
- verdachte
- gerechtvaardigde inbreuk
- privéleven
- Vidar
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid