Abstract
In deze scriptie is onderzocht of het wetsvoorstel seksuele misdrijven, voor wat betreft de strafbaarstelling van seksuele intimidatie, voldoet aan het legaliteitsbeginsel.Met het voorgenomen art. 429ter Sr wil de wetgever art. 40 Verdrag van Istanbul implementeren in het Wetboek van Strafrecht en seksuele intimidatie als zelfstandige gedraging strafbaar stellen. In de kern bevat art. 429ter Sr het strafrechtelijk verwijt dat men een ander op een openbare plaats op een indringende en intimiderende wijze als seksueel object benadert. Het intimiderende karakter volgt uit het bestanddeel ‘op een wijze die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend is te achten’. Betoogd wordt dat dit bestanddeel een subjectief karakter bevat waardoor het onduidelijk is wat de reikwijdte van dit bestanddeel betreft. Deze onduidelijkheid kan leiden tot strijdigheid met het legaliteitsbeginsel. Geconcludeerd kan worden dat deze onduidelijkheid blijkens jurisprudentie niet tot schending van het voorzienbaarheidsvereiste hoeft te leiden indien een onduidelijke term in een strafbepaling door de rechter wordt geconcretiseerd. Dit neemt echter niet weg dat de wetgever, ten behoeve van de rechtszekerheid, voortdurend moet streven naar een duidelijk geformuleerde strafbepaling.
Date of Award | 29 Jul 2021 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Keywords
- seksuele intimidatie
- Art. 40 Verdrag van Istanbul
- Wetsvoorstel Seksuele misdrijven
- legaliteitsbeginsel
- Art. 429ter Wetboek van Strafrecht
- Voorzienbaarheidsvereiste
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid