Abstract
Deze scriptie betreft een onderzoek naar de toelaatbaarheid van de strafbaarstelling van sexchatting met artikel 8 en 10 van het EVRM. Sexchatting is opgenomen in het voorgestelde artikel 250 Sr van het Wetsvoorstel seksuele misdrijven. Met het wetsvoorstel wordt tegemoet gekomen aan de wens om de zedenwetgeving te moderniseren. De reden voor de strafbaarstelling van sexchatting is gelegen in het ontstaan van nieuwe verschijningsvormen en de schadelijkheid ervan voor minderjarigen.Onderzocht is dat sexchatting in de huidige strafwetgeving van belang kan zijn bij de invulling van verschillende delicten. Daarnaast wordt er stilgestaan bij de uitleg van de twee grondrechten: het recht op privéleven en de vrijheid van meningsuiting. Verder wordt sexchatting getoetst aan de cumulatieve vereisten van deze twee grondrechten, te weten dat de beperking moet zijn voorzien bij wet, een legitiem doel moet dienen en noodzakelijk moet zijn in een democratische samenleving.
De conclusie is dat de strafbaarstelling van sexchatting niet noodzakelijk is in een democratische samenleving en daarmee niet toelaatbaar is op grond van artikel 8 en 10, tweede lid van het EVRM.
Date of Award | 12 Oct 2022 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Keywords
- sexchatting
- wetsvoorstel seksuele misdrijven
- noodzakelijk in een democratische samenleving
- seksueel benaderen
- vrijheid van meningsuiting
- recht op privéleven
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid