In dit onderzoek is onderzocht of de waarborgen wat betreft het recht op rechtsbijstand in de zin van artikel 6, derde lid, onder c, van het EVRM, van toepassing moeten zijn voorafgaand aan het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van de Participatiewet. De bestuurlijke boete die wordt opgelegd op grond van de Participatiewet moet aangemerkt worden als een criminal charge in de zin van artikel 6 van het EVRM. Die criminal charge vangt aan al voorafgaand aan het daadwerkelijk opleggen van de bestuurlijke boete, namelijk na het toezenden van het rapport of het proces-verbaal of het voornemen tot boeteoplegging. Artikel 6 van het EVRM is ook dan al van toepassing en de waarborgen die artikel 6, derde lid, onder c, van het EVRM geeft, zoals die zijn weergegeven in de scriptie, moeten dan zodanig in acht worden genomen, dat het doel van artikel 6 – een eerlijk proces – wordt bereikt. Een beroep op artikel 6, derde lid, onder c, van het EVRM in het kader van de procedure voorafgaand aan de berechting kan relevant zijn als door het niet naleven van die bepaling de eerlijkheid van het proces ernstig wordt geschaad.
Date of Award | 12 Dec 2016 |
---|
Original language | Dutch |
---|
De waarborgen uit het EVRM wat betreft het recht op rechtsbijstand voorafgaand aan het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van de Participatiewet: Moeten de waarborgen wat betreft het recht op rechtsbijstand in de zin van artikel 6, derde lid, onder c, van het EVRM, ook van toepassing zijn voorafgaand aan het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van de Participatiewet?
Ravenhorst, S. V. (Author). 12 Dec 2016
Student thesis: Master's Thesis