Abstract
In 2024 treedt de Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer in werking. In de consultatieversie van deze wet werd het beginsel van nevenschikking tussen papieren en digitale communicatie tussen overheid en burgers verlaten. Hierop kwam veel kritiek, waarna het nevenschikkingsbeginsel alsnog is behouden in het wetsvoorstel.In deze scriptie heb ik mij gericht tot de vraag hoe het verlaten of behouden van het beginsel van nevenschikking zich verhoudt tot het recht op toegang tot de overheid en het (realistische) burgerperspectief. Eerst heb ik onderzocht wat het beginsel van nevenschikking inhoudt en welke ontwikkeling deze heeft doorgemaakt sinds de invoering van de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer. Vervolgens heb ik het recht op toegang tot de overheid onderzocht, die impliciet een basis vindt in nationale en Europese regelgeving. Daarna heb ik onderzocht wat wordt bedoeld met het burgerperspectief en hoe het al dan niet verlaten van het nevenschikkingsbeginsel zich verhoudt tot dit burgerperspectief en het recht op toegang tot de overheid.
Het verlaten van het nevenschikkingsbeginsel zou vanuit een realistisch burgerperspectief een onevenredige aantasting zijn van het recht op toegang tot de overheid. Het past beter bij onze rechtsstaat als de overgang naar volledig elektronisch bestuurlijk verkeer niet via dwang maar via overtuiging wordt bewerkstelligd.
Date of Award | 28 Feb 2023 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid