Het belang van een afstammingsrechtelijke draagmoederschapsregeling wordt vastgesteld door enkele consequenties van het ontbreken daarvan in kaart te brengen. Ten behoeve van de totstandkoming van een dergelijke regeling worden relevante Nederlandse en internationale wet- en regelgeving, uitgangspunten en invloeden benoemd. Onder meer worden toepasselijke bepalingen uit het EVRM en het IVRK besproken, alsmede ter zake doende jurisprudentie van het EHRM. De in december 2016 uitgebrachte afstammingsrechtelijke aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking ouderschap ten aanzien van het draagmoederschap worden vervolgens kritisch beschouwd. Deze aanbevelingen blijken niet (geheel) in overeenstemming te zijn met de geschetste nationale en internationale kaders en daarom worden ter zake alternatieve aanbevelingen geformuleerd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin de draagmoeder tevens genetisch ouder is van het kind en de situatie waarin daarvan geen sprake is. In het eerste geval wordt rechterlijke tussenkomst altijd noodzakelijk geacht om de beoogde juridische status van het kind te realiseren. In het tweede geval wordt voorgesteld de realisatie van die status van het kind buitengerechtelijk mogelijk te maken.
Date of Award | 22 May 2017 |
---|
Original language | Dutch |
---|
Awarding Institution | - Department of Private Law
|
---|
Een onderzoek naar de mogelijkheden om in het Nederlandse afstammingsrecht te voorzien in een regeling voor draagmoederschap, bezien in het licht van de aanbevelingen van de Staatscommissie Herijking ouderschap.
Verhulst-Langer, M. E. (Author). 22 May 2017
Student thesis: Master's Thesis