Abstract
Sinds de invoering van artikel 2.3 Wfz kan de strafrechter in een civiele procedure een zorgmachtiging afgeven. In voorliggend onderzoek is gekeken naar de verschillen en overeenkomsten van de materiële en procedurele criteria bij afgifte van een zorgmachtiging door respectievelijk de civiele- en de strafrechter. Doordat in de literatuur zorgen waren over een ‘strafrechtelijke’ kleuring in het geval van toepassing van artikel 2.3 Wfz werd een verschil in materiële criteria verwacht.Na het bestuderen van 15 strafrechtelijke en 15 civielrechtelijke beslissingen in combinatie met literatuuronderzoek kwam echter naar voren dat er bij de toepassing van materiële criteria geen onderscheid waarneembaar is tussen beide varianten.
Opvallend is dat procedureel wel verschillen zichtbaar zijn, ook naast de wettelijk bepaalde verschillen. Uit het onderzoek blijkt dat nog enkele opvallende verschillen in de procedurele praktijk voorkomen. De drie belangrijkste zijn de openbaarheid van de zitting, het horen van de betrokkene en de aanwezigheid van de OvJ ter zitting.
Wat betreft de inhoudelijke motivering wordt in voorliggend onderzoek geen onderscheid waargenomen tussen beide varianten. Het onderzoek wordt afgesloten met beschrijving van enkele knelpunten en aanbevelingen.
Date of Award | 22 Sept 2023 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Keywords
- Wet verplichte GGZ
- Artikel 2.3 Wet forensische zorg
- Zorgmachtiging
- Materiële criteria
- Formele criteria
- Motivering
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid