Het effect van een orthografische woordleerconditie op de woordleerprestaties in het Engels van brugklasleerlingen uit het regulier onderwijs en van brugklasleerlingen met een taalontwikkelingsstoornis.

Translated title of the thesis: Het effect van een orthografische woordleerconditie op de woordleerprestaties in het Engels van brugklasleerlingen uit het regulier onderwijs en van brugklasleerlingen met een taalontwikkelingsstoornis.
  • Ramona Sour-Van de Ven

Student thesis: Master's Thesis

Abstract


Neurowetenschappelijk onderzoek toont aan dat kennisrepresentaties in onze hersenen ruimtelijk zijn georganiseerd. De opslag gebeurt in de vorm van een cognitieve kaart, waarbij de mate van overeenkomst bepaalt hoe dicht items van elkaar opgeslagen worden. Hierdoor ontstaat de vraag of meer woorden worden aangeleerd wanneer deze ruimtelijk geclusterd op basis van overeenkomst worden aangeboden. In dit onderzoek werd met een gerandomiseerd gecontroleerd experiment met 74 participanten onderzocht of brugklasleerlingen significant meer Engelse woorden leerden als deze werden aangeboden middels een woordkaart met geclusterde woorden op basis van orthografische overeenkomst dan wanneer deze werden aangeboden via een random gesorteerde woordkaart. Daarnaast werd een gelegenheidssample van 9 leerlingen met een taalontwikkelingsstoornis uit het voortgezet speciaal onderwijs exploratief meegenomen om voor deze populatie dezelfde vraag te onderzoeken.
De proefpersonen waren brugklasleerlingen uit het vmbo-onderwijs in de leeftijd van 12 tot 14 jaar. De proefpersonen zijn verdeeld over twee condities: een experimentele orthografische woordleerconditie en een controlegroep (between-subjects variabele). De proefpersonen maakten eerst de pretest waarin werd gekeken welke Engelse woorden uit het onderzoek zij al kenden. Daarna vulden zij een algemene vragenlijst in waarin gevraagd werd naar achtergrondgegevens als leeftijd, moedertaal en schoolniveau. 33 Proefpersonen kregen vervolgens een orthografisch geclusterde woordkaart in de leerfase aangeboden en 41 proefpersonen uit de controle conditie kregen een random gesorteerde woordkaart te zien. Woorden werden geleerd middels het klikken op een Engels woord, het typen van de betekenis en het verkrijgen van feedback. Binnen de condities is bestudeerd wat het verschil is in acute woordleerprestaties en de retentie na een week, waarbij rekening gehouden is met de voorkennis gemeten met de pretest. Na afloop van de retentietest maakten de proefpersonen een digit span task en een spatial span task, omdat het functioneren van de fonologische lus en het visuo-spatieel schetsblad als covariaat in het onderzoek werden meegenomen. Het vermogen om tijdelijk informatie op te slaan en te bewerken speelt namelijk een cruciale rol bij het aanleren van nieuwe woorden.
De leerlingen van de gelegenheidssample waren 9 brugklasleerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs met vmbo-niveau. Zij varieerden in leeftijd van 13 tot 15 jaar. 4 leerlingen namen deel aan de orthografische conditie en 5 leerlingen aan de controle conditie. De procedure en gebruikte materialen waren voor deze groep gelijk aan die van het hoofdonderzoek. De data van deze onderzoeksgroep is separaat van de overige data geanalyseerd.
Middels een ANCOVA repeated measures werd geanalyseerd of er significante verschillen waren in de woordleerprestaties tussen proefpersonen uit de orthografische woordleerconditie en proefpersonen uit de controle conditie. Verwacht werd dat leerlingen significant meer woorden zouden leren middels de orthografische woordleerconditie. Het voorliggende onderzoek kon deze verwachting niet bevestigen. Het inzetten van een orthografisch gesorteerde woordkaart tegenover een random gesorteerde woordkaart leverde geen significant verschil op in de woordleerprestaties (F (1.666, 113.312) = .257, p = .733). De scores op de digit span task forward en backward en de scores op de spatial span task forward en backward hadden geen voorspellende waarde op de woordleerprestaties (p > .05). Ook binnen de gelegenheidssample bestaande uit brugklasleerlingen met een TOS uit het voortgezet speciaal onderwijs werd geen effect gevonden (F (2,6) = .723, p = .523) en hadden de covariaten geen voorspellende waarde (p > .05).
Het aanbieden en oefenen van woorden met een woordkaart had wel een significant effect op de woordleerprestaties van de leerlingen. De leerlingen kenden significant meer betekenissen van woorden tijdens de posttest vergeleken met de pretest (F (1,68) = 5.023 p = .028). Het digitaal oefenen van woorden op een woordkaart middels typen – waarbij het orthografisch of random clusteren geen verschil maakt - is daarom aan te bevelen in het voortgezet onderwijs.
















Date of Award20 Nov 2021
Original languageDutch
SupervisorRenate de Groot (Supervisor)

Keywords

  • Orthografisch
  • cognitieve taal
  • vreemde taal
  • woordleren

Master's Degree

  • Master Onderwijswetenschappen

Cite this

'