Sinds mei 2018 is de General Data Protection Regulation (GDPR) binnen alle landen van de Europese Unie (EU) van toepassing. Deze verordening stelt eisen aan de manier waarop een organisatie het privacybeleid inricht. Toch bestaat er op dit moment nog discussie over de redenen waarom organisaties kiezen voor een substantiƫle of symbolische toepassing van deze wetgeving. Enerzijds blijkt dat organisaties gevoelig zijn voor institutionele dwang, aan de andere kant is ook aangetoond dat dwang in veel gevallen leidt tot een symbolische implementatie. In dit document staan de resultaten beschreven van een onderzoek naar de effectiviteit van institutionele dwang doormiddel van wetgeving Dit is gedaan door privacyverklaringen uit 2016 en 2019 van organisaties uit GDPR-gebied, landen met een GDPR-alike wetgeving en andere landen met elkaar te vergelijken. Hieruit is gebleken dat privacyverklaringen wereldwijd sinds de introductie van de GDPR significant in kwaliteit zijn verbeterd. Hierbij is ook gebleken dat de kwaliteit van privacyverklaringen van organisaties uit de EU significant beter zijn dan die uit andere landen. Daarentegen bleek er geen significant verschil te zijn in de kwaliteit van privacyverklaringen uit landen die volgens de EU een degelijke privacywetgeving hebben ten opzichte van organisaties uit andere landen.
Date of Award | 4 Mar 2020 |
---|
Original language | Dutch |
---|
Supervisor | Laury Bollen (Examiner) & Rachelle Bosua (Co-assessor) |
---|
- Privacyverklaring
- institutionele theorie
- substantieel
- GDPR
- Master Business Process management & IT (BPMIT)
Het effect van privacywetgeving: Een exploratief onderzoek naar het effect van privacywetgeving op de implementatie van deze wetgeving bij organisaties
Verver, M. (Author). 4 Mar 2020
Student thesis: Master's Thesis