Dit is een onderzoek naar de vraag in hoeverre de regeling langdurig verblijvende kinderen (Kinderpardon) bij het afschaffen van het meewerk-criterium voldoet aan de positieve verplichtingen van de Staat uit artikel 8 EVRM. Het meewerkcriterium staat tegenover de belangen van het kind. Ondanks dit criterium dient er dus altijd alsnog een belangenafweging op grond van artikel 8 EVRM plaats te vinden. De voorwaarde van het hebben van een verblijf van tenminste vijf jaar in Nederland kan worden gerechtvaardigd doordat artikel 8 EVRM spreekt van family life. De derde voorwaarde is dat de vreemdeling lopende procedures dient in te trekken bij het verstrekken van een verblijfsvergunning op basis van het Kinderpardon. De reden hierachter is dat alle procedures veel tijd en geld kosten. Het Kinderpardon heeft juist als doel dit tegen te gaan. Dit betreft niet zo zeer een inperking van artikel 8 EVRM maar deze inperking kan desalniettemin haar rechtvaardiging vinden op basis van het economisch welzijn van het land. Het meewerkcriterium heeft een legitiem doel. Het beschikbaarheidscriterium is een verzachtende vorm van het meewerkcriterium. Deze is dus soepeler en daarom eveneens niet in strijd met artikel 8 EVRM.
Date of Award | 19 Nov 2020 |
---|
Original language | Dutch |
---|
- Kinderpardon
- Artikel 8 EVRM
- afsluitregeleing
- gewortelde kinderen
- meewerkcriterium
- positieve verplichtingen
Het Kinderpardon en artikel 8 EVRM
Zenati-Duran, M. G. (Author). 19 Nov 2020
Student thesis: Master's Thesis