Inclusief onderwijs en redelijke aanpassingen
: Op welke manier kan het sociale recht op inclusief onderwijs van art. 24 CRPD worden afgedwongen in de Nederlandse rechtspraktijk?

  • E.A.M. Janssen-Nijholt

    Student thesis: Master's Thesis

    Abstract

    In 2016 is het Gehandicaptenverdrag (CRPD) in werking getreden. De basis is een inclusieve samenleving, waaraan mensen met een beperking zo volwaardig mogelijk meedoen met zeggenschap over hun eigen leven. Art. 24 CRPD bevat het recht op inclusief onderwijs, een combinatie van recht op onderwijs en non-discriminatie. Het betekent dat leerlingen met een beperking recht hebben op een plaats in het reguliere onderwijs. Art. 24 is een sociale bepaling zonder een-‘ieder verbindende kracht’. Burgers kunnen er geen aanspraak op doen bij de rechter. Het is aan de overheid invulling te geven aan art. 24, en hij heeft de plicht tot ‘geleidelijke verwezenlijking’. Het gescheiden stelsel van art. 2 WEC voldoet niet aan die plicht. Weigeren van ‘redelijke aanpassingen’ van art. 24, lid 2, sub c, na verzoek daartoe, is strijdig met het discriminatieverbod. Redelijke aanpassingen zijn geformaliseerd in art. 2 WGBH/CZ. De criteria hiervan komen bijna overeen met die van de ‘soft law’ bij het CRPD. WGBH/CZ vereist een diagnose, CRPD niet. De enige mogelijkheid die de burger heeft om inclusief onderwijs af te dwingen in het Nederlandse stelsel is via de ‘redelijke aanpassingen’ van art. 2 WGBH/CZ.
    Date of Award3 Oct 2017
    Original languageDutch

    Keywords

    • mensenrechten
    • gehandicaptenverdrag
    • inclusief onderwijs
    • redelijke aanpassingen

    Master's Degree

    • Master Rechtsgeleerdheid

    Cite this

    '