Abstract
In dit onderzoek wordt de hoofdvraag beantwoord of de Harderwijk-uitspraak in het licht van de parlementaire geschiedenis zou moeten leiden tot een intensievere toetsing van het evenredigheidsbeginsel bij besluiten op grond van artikel 13b Opiumwet.Vanuit de Harderwijk-uitspraak wordt de toetsing van het evenredigheidsbeginsel bij bestuursrechtelijke maatregelen, zoals artikel 13b Opiumwet, opgedeeld in een drietrapstoets. Deze toets bestaat uit de geschiktheid, de noodzakelijkheid en de maatvoering van de maatregel. Daarbij wordt ingegaan op de indringendheid van de toetsing. De Afdeling ziet er noodzaak in om een glijdende schaal toe te passen in de intensiviteit van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. Die intensiteit komt tot uitdrukking door de aard en het gewicht van de bij het besluit betrokken belangen, de ingrijpendheid van het besluit en de mate waarin het fundamentele rechten van de belanghebbenden aantast. Bij pandsluitingen op grond van artikel 13b Opiumwet is de conclusie dat er een volle toetsing plaats hoort te vinden.
Uit het onderzoek blijkt dat door de intensieve toetsing aan het evenredigheidsbeginsel de drietrapstoets ervoor zorgt dat een pandsluiting als uiterste redmiddel wordt beoordeeld. Dit ligt in lijn met de bedoeling van de wetgever, die een escalatieladder voor zich zag met als uiterste redmiddel een pandsluiting.
Date of Award | 23 Aug 2023 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Keywords
- Evenredigheidsbeginsel
- opiumwet
- Harderwijk-uitspraak
- noodzaak
- geschiktheid
- evenwichtigheid
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid