De relatie tussen de Javaanse Kartini en de Nederlandse organisatoren van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 toont de verhouding tussen de feministische denkwijze in Nederland bij organisatoren van de tentoonstellingen en de visie van Kartini, degene die in Nederlands-Indië haar strijd voerde voor de emancipatie van de vrouw. Kartini die net als de Nederlandse feministen streed voor een betere positie van de vrouw en die afkomstig was uit dezelfde klasse als de organisatoren, zou in haar strijd toch steun hebben moeten kunnen vinden bij de Nederlandse vrouwen, maar zij kreeg die niet. In mijn onderzoek heb ik mij gericht op de vraag in hoeverre de denkbeelden over de emancipatie van de Javaanse vrouw zoals Kartini die zag en zoals de Nederlandse feministen die de tentoonstelling organiseerden over de emancipatie van de Javaanse vrouw dachten, overeenkwamen dan wel verschilden. Bovendien wilde ik uiteraard bekijken wat de oorzaken zouden kunnen zijn voor die overeenkomsten en/of die verschillen. Ik heb mij voor dit onderzoek gericht op de theorie van intersectionaliteit van Kimberly Crenshaw en op de gedachte van Gloria Wekker dat dit kruispuntdenken, zoals zij intersectionaliteit noemt, ook gezien moet worden binnen Edwards Saïds gedachte van het culturele archief, dat hij bestempelde als een manier van denken en voelen dat imperiale bevolkingen geïmplementeerd hebben gekregen. Ik heb gekeken naar de volgende assen die elkaar mogelijk kruisten: gender, klasse, religie en seksualiteit en ras/etniciteit. Uit mijn onderzoek blijkt dat Kartini’s ideeën en de ideeën van de Nederlandse organisatoren over vrouwenemancipatie in wezen hetzelfde waren: de positie van de vrouw moest verbeterd worden in vergelijking met die van de man. Een verschil betrof hooguit het uiteindelijke doel van de gelijkwaardige positie van man en vrouw. De Nederlandse vrouwen richtten zich meer op een gelijkwaardige positie van man en vrouw in de maatschappij, terwijl Kartini een hoger doel nastreefde: de hele Javaanse bevolking moest emanciperen en zij wilde dat bereiken middels de emancipatie van de Javaanse vrouw. Het verheffen van het Javaanse volk was haar uiteindelijke doel. Toch blijkt dat Kartini niet gehoord werd door de Nederlandse vrouwen die de tentoonstelling organiseerden en dat had maar één oorzaak: ras/etniciteit verdrong alle andere gronden van vergelijking. Kartini was een vrouw die een gelijkwaardige positie opeiste voor vrouwen en mannen. Zij kwam uit eenzelfde gegoede klasse als de Nederlandse organisatoren van de tentoonstelling. Op grond van gender en klasse zou zij als één van hen gezien moeten worden. Zij had op Java weliswaar problemen op het gebied van polygamie en seksualiteit, zaken die getolereerd werden door de Islam, maar de Nederlandse vrouwen hebben zich over dit onderwerp en over religie in het algemeen nergens uitgesproken. Daarmee blijft als laatste vergelijkingsgrond ras/etniciteit over. Kartini werd niet gezien door de organisatoren van de tentoonstelling op grond van het feit dat zij een Javaanse vrouw was. Er was geen belangstelling voor vrouwen van Javaanse afkomst en Kartini was daarop geen uitzondering. Haar kwaliteiten die op Java en bij veel Nederlanders uit haar tijd bekend waren, werden niet gezien door de organisatoren van de tentoonstelling. Ras/etniciteit verdrong alle andere gronden. De organisatoren van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 zouden Kartini nooit gediscrimineerd hebben op basis van gender, klasse of seksualiteit. In hun strijd op deze terreinen kwamen zij overeen. Over religie werd door de organisatoren van de tentoonstelling nergens gesproken. Daarmee is ras/etniciteit de grond waarop Kartini door de Nederlandse feministen die de tentoonstelling organiseerden, gediscrimineerd werd. Hoe vanzelfsprekend het ook lijkt te zijn dat discriminatie op basis van verschillende factoren tegelijk plaats kan vinden, waardoor kruispuntdenken onontkoombaar is, toch zou je bijna kunnen zeggen: er is lijkt geen kruispuntdenken mogelijk, als ras/etniciteit een rol speelt. Ras/etniciteit werd zo overheersend in de gedachten van de organisatoren van de tentoonstelling dat andere assen niet eens meer gezien werden. Het was niet ‘de ander’ die zo afweek waardoor je nu zou zeggen: het gedrag van de organisatoren kan racistisch genoemd worden. Hun gedrag was ernstiger nog dan dat: de Javanen werden op de tentoonstelling ontmenselijkt en daarmee was ook Kartini als Javaanse vrouw ‘geen mens’ en werd zij voor de Nederlandse vrouwen die de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid organiseerden, onzichtbaar en werd ook haar strijd voor de emancipatie van de Javaanse vrouw onzichtbaar.
- feminisme
- koloniale geschiedenis
- Kartini
- Master Kunst en Cultuurwetenschappen
Kartini en de Nederlandse feministen Vertegenwoordigers van twee verschillende werelden. Zo veel overeenkomsten, maar toch ook zo veel verschillen.
Cramer, M. A. T. (Author). 19 Sept 2023
Student thesis: Master's Thesis