Abstract
De integriteit van de strafadvocatuur is een terugkerend thema in het publieke debat. Dat de strafadvocaat er is om eenzijdig de belangen van zijn cliënt te behartigen, is ondertussen algemeen geaccepteerd. De wijze waarop, en hoe ver de advocaat hierin kan gaan, levert nog wel de nodige discussie op. Wat zijn de juridische mogelijkheden om advocaten die daarbij de grens over gaan, aan te kunnen pakken? En in hoeverre vinden de beroepsgroep zelf en het OM deze mogelijkheden adequaat? Daarover gaat deze scriptie.Verkend wordt waar de juridische grenzen liggen voor het handelen van (straf)advocaten, wat de belangrijke kaders zijn voor tuchtrechtelijke en strafrechtelijke handhaving en wat de kansen en knelpunten in het huidige systeem zijn. Conclusie is dat beide procedures – tuchtrecht en strafrecht – belangrijke voordelen, maar ook tekortkomingen kennen. Niet heel verrassend zit de kracht van een effectieve aanpak van laakbaar advocatengedrag in een goede samenwerking. Hoewel soms schroom bestaat om samen op te trekken, wordt vanuit de advocatuur en OM onderkend dat samenwerking noodzakelijk is om de advocatuur schoon te houden. Een effectieve disciplinaire aanpak kan een strafrechtelijk onderzoek naar een advocaat overbodig maken. Voor de echt serieuze gevallen schiet het tuchtrecht alleen tekort, en is ook het strafrechtelijk instrumentarium van belang.
Date of Award | 17 Dec 2020 |
---|---|
Original language | Dutch |
Supervisor | Sven Brinkhoff (Supervisor) & Göran Sluiter (Examinator) |
Keywords
- laakbaar gedrag advocaten
- advocatentuchtrecth
- advocatengedragsrecht
- strafrechtelijke vervolging advocaten
- verschoningsrecht
- strafrechtadvocaten