Abstract
Om een geslaagd beroep te doen op misbruik van omstandigheden ex artikel 3:44 lid 4 BW, dient de benadeelde de vereisten feiten te stellen en zo nodig te bewijzen. De stelplicht en bewijslast ligt geheel bij de benadeelde. In het wetsontwerp was er nog wel een bewijsvermoeden voor de benadeelde en eis van benadeling opgenomen. Beide aspecten zijn uiteindelijk geschrapt.Een bewijsvermoeden verlicht de bewijslast van de benadeelde partij en is op die manier een steun in de rug van de benadeelde. Voor een bewijsvermoeden wordt ook gepleit in de literatuur en uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat in omstandigheden een bewijsvermoeden kan worden aangenomen.
De Draft Common Frame of Reference (DCFR) wordt gezien grote gemene deler van het Europees privaatrecht en bevat geen bewijsvermoeden kent. In de DCFR is wel buitensporig voordeel of groot oneerlijk voordeel van de wederpartij van de benadeelde partij vereist. Door buitensporig voordeel of groot oneerlijk te verkrijgen wordt de benadeelde onevenredig nadeel toegebracht.
Misbruik van omstandigheden zonder nadeel moeilijk voorstelbaar is en nadeel is vereist is. Daarom dient wettelijk verankerd te worden dat onevenredig nadeel en bijzondere omstandigheden een vermoeden van misbruik van omstandigheden opleveren. Dit versterkt bovendien de positie van de benadeelde en doet recht aan het beschermingskarakter van artikel 3:44 lid 4 BW.
Date of Award | 24 May 2023 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Keywords
- misbruik van omstandigheden
- bewijslastverdeling
- bewijsvermoeden
- beschermingskarakter
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid