Op 11 november 2021 veroordeelde de rechtbank Amsterdam een verdachte en een medeverdachte voor opruiing in een drillrapvideo, maar in hoger beroep zijn zij door het gerechtshof Amsterdam vrijgesproken. Dit maakt duidelijk dat het kwalificeren van gedrag in een drillrapvideo complex is. De hoofdvraag is of drillrap(video’s) strafbaar zijn als opruiing volgens art. 131 lid 1 Sr en of een drillrapvideo wordt beschermd door het recht op vrijheid van meningsuiting in art. 10 EVRM. Dit onderzoek concludeert dat drillrapvideo’s in beginsel gekwalificeerd zouden kunnen worden als opruiing, maar dit beperkt de vrijheid van meningsuiting. De vrijheid van meningsuiting bij drillrapvideo’s kan worden beperkt als aan bepaalde onderdelen, waaronder de kunstexceptie, wordt voldaan. De onderdelen worden bij drillrapvideo’s positief beantwoord, waardoor een beroep op de kunstexceptie in principe niet slaagt. Een beperking, inhoudende een veroordeling voor opruiing, is gerechtvaardigd. Kortom, de strafbaarheid van drillrap (in de zin van opruiing op grond van art. 131 Sr) is niet in strijd met het recht op vrijheid van meningsuiting in de zin van art. 10 EVRM, mits aan de onderdelen is voldaan.
Date of Award | 19 Jul 2024 |
---|
Original language | Dutch |
---|
Awarding Institution | |
---|
- Drillrap
- vrijheid van meningsuiting
- opruiing
- 10 EVRM
- kunstexceptie en drillrapvideo
Opruiing door middel van drillrapvideo’s versus de vrijheid van meningsuiting: Een onderzoek naar de eventuele strafbaarheid van drillrap (in de zin van opruiing op grond van art. 131 Sr) in het licht van het recht op vrijheid van meningsuiting in artikel 10 EVRM
Nijkamp, L. W. (Author). 19 Jul 2024
Student thesis: Master's Thesis