Abstract
In de literatuur, jurisprudentie en wetgeving bestaat geen eenduidigheid over de vraag of een schending van het vertrouwensbeginsel een onrechtmatige dan wel een rechtmatige overheidsdaad inhoudt. Afhankelijk van de keuze naar (on)rechtmatigheid volgt een grondslag voor schadevergoeding resp. nadeelcompensatie en de daarmee samenhangende te volgen procedurele weg.In deze scriptie is onderzocht welke rechtsgrondslag voor schadevergoeding/nadeelcompensatie uit het bestuursrecht het meest wenselijk is bij schending van het vertrouwensbeginsel, gelet op de rechtsbescherming van de rechtspositie van de burger, zoals gewaarborgd door het recht op toegang tot de rechter ex art. 6 EVRM.
Uit het onderzoek volgt dat het schenden van het vertrouwensbeginsel in beginsel rechtmatig is en tegelijkertijd tegenover de fidens onrechtmatig. In verband hiermee wordt in dit onderzoek geopteerd voor een financiƫle afwikkeling via het nadeelcompensatierecht, langs de weg van het onzelfstandig schadebesluit. Gelet op de rechtspositie van de burger, zoals gewaarborgd door de randvoorwaarden uit artikel 6 EVRM, wordt in dit onderzoek geconcludeerd dat de meest wenselijke grondslag voor nadeelcompensatie het vertrouwensbeginsel zelf is.
Date of Award | 18 Oct 2021 |
---|---|
Original language | Dutch |
Keywords
- bestuursrecht
- vertrouwensbeginsel
- schadevergoeding
- nadeelcompensatie
- Art. 6 EVRM
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid