Abstract
Artikel 67 lid 4 Sv bepaalt dat in geval van verdenking van het plegen of voorbereiden van ernstige terroristische misdrijven, de gevangenneming tot aan de eerste 30 dagen bevolen kan worden, buiten het vereiste van ernstige bezwaren. Dit terwijl op grond van artikel 5 lid 1 sub c EVRM vrijheidsbeneming, in de vorm van voorarrest, enkel is toegestaan indien onder meer sprake is van een redelijke verdenking. Onder de Europese redelijke verdenking en de Nederlandse ernstige bezwaren kan nagenoeg hetzelfde worden verstaan. Artikel 67 lid 4 Sv maakt dus inbreuk op het recht op vrijheid van artikel 5 lid 1 sub c EVRM.Aan de hand van het door het EHRM ontwikkelde toetsingskader kan getoetst worden of de geconstateerde inbreuk gerechtvaardigd kan worden. Aan de eerste twee voorwaarden wordt voldaan: de inbreuk is bij wet voorzien en dient een legitiem doel. Met betrekking tot het laatste criterium, het noodzakelijkheidscriterium, stelt het EHRM dat de noodzakelijkheid van de voorlopige hechtenis, ongeacht de duur hiervan, aangetoond moet kunnen worden. Daarnaast moeten andere minder zware maatregelen worden overwogen en ontoereikend bevonden zijn. Is dit het geval, dan wordt ook aan het derde criterium voldaan en zal artikel 67 lid 4 Sv geen inbreuk maken op het recht op vrijheid van artikel 5 EVRM.
Date of Award | 10 Jan 2023 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Keywords
- Voorlopige hechtenis
- Ernstige bezwaren
- Terroristische misdrijven
- Europese grondrechten
- Redelijke verdenking
- Gerechtvaardigde inbreuk
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid