Abstract
In 2016 is door het CDA een wetsvoorstel ingediend waarmee het verheerlijken van terrorisme strafbaar wordt gesteld. Verheerlijking van terrorisme kan nu echter al vallen onder het delict opruiing: de context waarin de uiting wordt gedaan is daarbij belangrijk om vast te stellen of de uiting als zodanig strafbaar is. Het wetsvoorstel stelt mogelijke gevolgen van een uiting strafbaar, wat leidt tot rechtsonzekerheid voor de burger. Bovendien wordt geen voor de burger duidelijke grens getrokken tussen strafbare en niet-strafbare uitingen.Om te beoordelen of een inperking van de vrijheid van meningsuiting terecht is beoordeelt het EHRM een zaak in zijn geheel, waarbij de inperking te voorzien moet zijn. Het EHRM oordeelde vanaf 1999 dat het essentieel was dat de uiting aanzet tot geweld, gewapend verzet of een opstand, waarbij dat aanzetten ook kan blijken uit de strekking van de uiting. Vanaf 2009 (Leroy v. Frankrijk) overweegt het EHRM echter dat ook de verheerlijking van terrorisme en dodelijk geweld een legitieme inbreuk op de vrijheid van meningsuiting kan toestaan. Dat hangt dan wel samen met binnenlandse spanningen waar de uiting invloed op kan hebben.
In Nederland is door de stabiele politieke situatie amper ruimte om verheerlijking van terrorisme strafbaar te stellen. Het wetsvoorstel vormt daarom een te grote inperking op de vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in artikel 10 EVRM.
Date of Award | 5 Jun 2021 |
---|---|
Original language | Dutch |
Keywords
- wetsvoorstel
- verheerlijking van terrorisme
- opruiing
- artikel 10 EVRM
- vrijheid van meningsuiting
Master's Degree
- Master Rechtsgeleerdheid