Abstract
Vrouwen zijn niet meer weg te denken uit de (top)sport, maar dat is niet altijd zo geweest. Enige lichaamsbeweging voor vrouwen, zoals gymnastiek en fietsen, was eind negentiende eeuw algemeen geaccepteerd, maar dit was ingegeven door de idee dat gezonde vrouwen gezonde kinderen konden baren en zo voor een sterke natie konden zorgen. Rond de eeuwwisseling gingen steeds meer vrouwen aan sport doen, met inachtneming van de fatsoensnormen: sierlijkheid stond voorop, fysieke inspanning mocht niet de overhand hebben. Vrouwen konden lid worden van sportverenigingen, maar ze kregen daarbij te maken met beperkingen en vooroordelen. De dominantie van mannen in de verenigingen was groot en de publieke opinie nog behoudend. Langzamerhand wisten vrouwelijke sporters zich een plaats te veroveren, al zijn er op dit punt verschillen te constateren tussen de verschillende takken van sport.Dit vergelijkende onderzoek tracht een antwoord te vinden op de vraag in hoeverre gender een rol heeft gespeeld in het lidmaatschap en de participatie van vrouwen in tien sportverenigingen in de periode 1900-1965. Het onderzoek richt zich op sportverenigingen in Deventer, Zwolle en twee dorpen in de Achterhoek. De vragen die leidend zijn geweest bij de analyse van het bronnenmateriaal van zeven gymnastiekverenigingen, twee atletiek/voetbalverenigingen en een roeivereniging hebben betrekking op het lidmaatschap van vrouwen, hun participatie in de organisatie, formalisatie hiervan, eventuele verschillen tussen stad en platteland en de mate waarin de ontwikkelingen in de sportverenigingen een afspiegeling vormen van de maatschappelijke ontwikkelingen in die periode. De oprichtingsdata van de verenigingen vallen binnen een periode van vijftig jaar: tussen 1877 en 1926.
Sporthistorisch onderzoek naar genderrelaties in verschillende sporten is niet te realiseren zonder daarbij het aspect van ‘omnisportvereniging’ te betrekken. Vooral voor de gymnastiekverenigingen gold, dat er diverse uiteenlopende sporten werden beoefend. Uit het onderzoek blijkt dat het moment van lidmaatschap van vrouwen niet altijd samenviel met het moment van participatie. Hierbij hebben maatschappelijke ontwikkelingen waarschijnlijk een rol gespeeld: het stemrecht voor vrouwen in de twee oudste gymnastiekverenigingen werd pas jaren na lidmaatschap een feit. Vergeleken met de atletiek/voetbalverenigingen moet echter worden vastgesteld dat vrouwen hier pas jaren na oprichting van de vereniging werden toegelaten tot de atletiekafdeling en dat zij geen rol kregen in de organisatie. De rol van gender is bij deze verenigingen duidelijk vast te stellen: de dominantie van het voetbal over de atletiek. De roeivereniging neemt in het geheel een aparte positie in. Lidmaatschap en participatie voor vrouwen was algemeen aanvaard, genderrelaties kwamen niet onder druk te staan. Over het algemeen kan worden geconstateerd, dat er een divers beeld is ontstaan wat betreft de rol van gender in het lidmaatschap en de participatie van vrouwen in sportverenigingen en dat de diverse verenigingsculturen hierbij een grote rol hebben gespeeld.
Date of Award | 1 Nov 2021 |
---|---|
Original language | Dutch |
Supervisor | Janny Bloembergen - Lukkes (Supervisor) & Frank Inklaar (Examiner) |
Keywords
- cultuurgeschiiedenis
- sporthistorisch kader
Master's Degree
- Master Kunst en Cultuurwetenschappen