Abstract
n deze scriptie staan twee verschillende benaderingen binnen het denken over beeldende kunst centraal: de filosofische hermeneutiek van Hans-Georg Gadamer (1900-2002) en de pragmatische semiotiek van Charles Sanders Peirce (1839-1914). Gadamers denken, dat wat betreft beeldende kunst getypeerd kan worden een fenomenologische benadering van toebehorend verstaan, blijkt op drie punten verhelderd, verbreed en verrijkt te kunnen worden: Gadamers kunstbegrip dat de eenheid en autonomie van het kunstwerk als zijnsproces benadrukt en tevens een zekere eenzijdigheid heeft, Gadamers verstaansbegrip dat primair gericht is op het daadwerkelijke verstaan in plaats van het algemenere interpreteren en Gadamers notie van het toebehoren aan een gedeelde traditie die als omringende horizon het noodzakelijke verband smeedt tussen verstaander en kunstwerk. Daarnaast bevat Gadamers positie enkele problemen: zijn antirelativisme is afhankelijk van de eenheid en autonomie van het kunstwerk die vooral vanuit de persoonlijke ervaring haar geldigheid bezit waarmee subjectivering dreigt die volgens Gadamer zelf tot het gevreesde relativisme leidt. Daarnaast bestaat er een spanning tussen Gadamers universalistische kunstbegrip enerzijds en het noodzakelijke dragende verband van een enkele omringende traditie anderzijds.In dit onderzoek blijkt dat een Peirceaanse semiotiek Gadamers positie kan verhelderen, verbreden en verrijken en tevens oplossingen biedt voor de genoemde problemen. Peirces semiotiek is algemener en daarmee veelzijdiger en breder dan Gadamers hermeneutiek. Peirce heeft net als Gadamer aandacht voor een fenomenologisch perspectief waarbij zijn semiotiek als een beschrijvingsprincipe van ervaringsstructuren kan worden opgevat. Peirces denken is echter methodisch van aard en de beschrijving van ervaringen dient een hoger doel dat gericht is op het verkrijgen van gerechtvaardigde kennis die door de gemeenschap van onderzoekers wordt aanvaard. Daarmee kan een Peirceaans perspectief worden getypeerd als een methodisch-analytische benadering van pragmatische semiotische interpretatie. Vanuit dit perspectief formuleert Peirce een betekenistheorie die precies kan aangeven hoe betekenis ontstaat en functioneert en hoe fenomenen geïnterpreteerd kunnen worden.
Peirces objectiverende semiotiek vervalt in tegenstelling tot Gadamers hermeneutiek niet in subjectivisme dat relativisme tot gevolg heeft. Daarnaast laat een Peiceaanse benadering zien dat het spreken over gedeelde tradities van groot belang is maar Peirces nadruk op specifieke voorkennis maakt het onmogelijk om van een enkele traditie te spreken. Daar komt bij dat een universalistisch kunstbegrip juist gezien het specifieke van iedere context eerder belemmerend werkt voor een Peirceaanse interpretatie dan dat het constructief is.
Date of Award | 21 Sept 2021 |
---|---|
Original language | Dutch |
Supervisor | Eddo Evink (Supervisor) & Herman Simissen (Examiner) |
Keywords
- filosofische hermeneutiek
- pragmatische semiotiek
- Gadamer
- Peirce
Master's Degree
- Master Kunst en Cultuurwetenschappen