Wanbetaling; zijn er voldoende adequate juridische mogelijkheden om geringe geldvorderingen te effectueren?

  • C.J.M. van Empel

    Student thesis: Master's Thesis

    Abstract

    Uit veel wederkerige overeenkomsten vloeit de verplichting om in ruil voor een bepaalde verbintenis een geldsom, tijdig en volledig conform de overeenkomst, te voldoen. Soms gebeurt dit toerekenbaar niet. Er is dan sprake van wanbetaling. Deze juridische figuur is in ons burgerlijk wetboek geregeld en is een species van het genus wanprestatie. De implicaties van wanbetaling leiden tot nadelige economische, juridische en maatschappelijke effecten. Deze effecten komen voor rekening van bepaalde crediteuren en de samenleving als geheel. Op grond van voornoemde effecten opperen diverse partijen innovatieve maatregelen om (on)betwiste geldvorderingen eenvoudiger, goedkoper en sneller te incasseren. Kennelijk is dat een gevolg van het gegeven dat er niet genoeg en voldoende toegankelijke juridische mogelijkheden zijn om – geringe – liquide vorderingen te effectueren. De enige procedure die in gevallen van een geringe liquide vordering thans naar nationaal recht open staat, is de procedure bij de kantonrechter. Onze nationale juridische infrastructuur biedt geen specifieke procedures voor (on)betwiste liquide vorderingen. Een nationale betalingsbevelprocedure voor onbetwiste geldvorderingen werd eind 1991 afgeschaft. Volgens, onder meer, de Europese Commissie is voor een dergelijke procedure in de lidstaten wel degelijk een behoefte. Indien men geringe (on)betwiste geldvorderingen gerechtelijk wil effectueren, blijkt dat op meerdere gronden problematisch te zijn. Deze gronden zijn in nationale en in Europese context erkend. Dat laatste heeft geleid tot een Europese betalingsbevelprocedure voor onbetwiste grensoverschrijdende vorderingen en een Europese ‘small claims-procedure’ voor (on)betwiste grensoverschrijdende gevallen. Voor nationale gevallen is er nog geen overstemming over soortgelijke procedures. De CCA en de Commissie Asser-Groen-Franken blijken voorstander van een specifieke procedure. Andere belangrijke partijen zien niet direct noodzaak tot invoeren van specifieke procedures. Recht hebben blijkt, in geval van bepaalde geringe (on)betwiste liquide vorderingen, niet gelijk aan recht krijgen. In die gevallen blijkt het recht, door kosten en kennisobstakels, feitelijk nauwelijks toegankelijk voor justitiabelen. Potentiële eisers worden feitelijk en praktisch ontmoedigd en weerhouden om geringe vorderingen te gerechtelijk te effectueren. Vooral de kosten die gemaakt moeten worden in geval van een kantonprocedure, lijken niet in verhouding te staan tot het verschuldigde en een specifieke snelle, goedkope, eenvoudige en evenredige procedure lijkt daardoor gewenst. De – toegang tot de - huidige nationale procedure wordt als gecompliceerd ervaren. Aansluiting bij al vastgestelde specifieke en meer eenvoudige Europese verzoekschriftprocedures, ligt ook vanuit uniformiteit, éénwordingmotieven en het rechtsgelijkheidsbeginsel, voor de hand.
    Date of Award26 Nov 2007
    Original languageDutch

    Master's Degree

    • Master Rechtsgeleerdheid

    Cite this

    '