Abstract
Ondanks verbeteringen in de laatste jaren voldoet een groot deel van de Nederlandse oppervlaktewateren nog niet aan de gewenste goede ecologische toestand volgens de Europese Kader Richtlijn Water (KRW). Een belangrijke oorzaak hiervan is de diffuse verontreiniging met stikstof en fosfor vanuit de landbouw. Waterkwaliteitsbeheerders steken samen met de landbouwsector in op gesubsidieerde vrijwillige maatregelen in Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW). Het deelnamepercentage aan het DAW is laag. Om de goede ecologische toestand uiterlijk in 2027 te bereiken is een hoog deelname percentage aan het DAW noodzakelijk.Het doel van dit onderzoek is om aan de hand van beweegredenen van boeren bij de overstap naar natuurinclusieve landbouw, te achterhalen welke aangrijpingspunten er zijn om de deelname van boeren aan vrijwillige waterkwaliteitsmaatregelen te verhogen. De hoofdvraag is: wat kunnen waterkwaliteitsbeheerders doen om boeren vrijwillig maatregelen te laten nemen om de waterkwaliteit in agrarisch gebied te verbeteren?
Dit onderzoek is uitgevoerd als een enkelvoudige casestudy, waarbij gekozen is voor de casus melkveehouders in Friesland. Dataverzameling heeft plaatsgevonden door semigestructureerde interviews van de verschillende spelers. Daarnaast zijn documenten en literatuur geanalyseerd en bijeenkomsten bijgewoond. De interviews zijn getranscribeerd, gecodeerd en geanalyseerd. De eerste resultaten van de interviews zijn met de waterkwaliteitsbeheerders besproken om te onderzoeken of het gevormde beeld juist is. Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een conceptueel model waarin onderscheid is gemaakt tussen de afwegingen van de individuele boer en de invloed van de omgeving op de boer.
Uit het onderzoek blijkt dat boeren de waterkwaliteitsdoelstellingen niet als integraal onderdeel van hun werk ervaren. Boeren hebben de kennis, of de toegang tot de kennis, maar het ontbreekt hen aan financiële middelen en ruimte in hun hoofd om maatregelen te nemen op het gebied van waterkwaliteit. Ketenpartijen sturen op verduurzaming van de sector, waterkwaliteit maakt echter geen deel uit van de duurzaamheidsprogramma’s. Er is zodoende weinig invloed van ketenpartijen op keuzes van boeren op het gebied van waterkwaliteit. Vanuit de melkveehouders wordt verschillend gedacht over sturing vanuit de markt. De overheden proberen de melkveehouders te beïnvloeden door financiering van beheer-pakketten, subsidies binnen het Plattelandsontwikkelingsprogramma en het DAW, en door handhaving. De invloed van overheden op de keuzes die boeren maken op het gebied van waterkwaliteit is klein.
De conclusie van het onderzoek is dat waterkwaliteitsbeheerders er niet van uit mogen gaan dat de waterkwaliteit op basis van vrijwillige maatregelen kan worden verbeterd. Waterkwaliteitsbeheerders moeten op een andere manier gaan sturen om de doelen te bereiken. Sturing op de ontwikkeling van kringlooplandbouw is een mogelijkheid, die ook volgt vanuit de literatuur. Waterkwaliteitsverbetering is zodoende een onlosmakelijk onderdeel van de transitie van de landbouwsector. Om de doelen van de KRW in 2027 te behalen is het noodzakelijk dat waterkwaliteitsbeheerders bijdragen aan de transitie van de landbouwsector. Zij kunnen hun bijdragen leveren door nieuwe instrumenten te ontwikkelen zoals het belonen van ecosysteemdiensten, door kennis actief te delen en door begeleiding in de transities te bieden. Dit vraagt een geheel nieuwe aanpak van de waterkwaliteitsbeheerders; zij moeten zowel ambtelijk als bestuurlijk alle aspecten van de landbouw overzien en daar gezamenlijk op sturen.
Date of Award | 1 Apr 2023 |
---|---|
Original language | Dutch |
Supervisor | Raoul Beunen (Examiner), Lisanne Groen (Co-assessor), P.W. van der Maas (External assessor) & W. Voskamp-Harkema (External assessor) |
Master's Degree
- Master Environmental Sciences