Abstract
Sinds enkele jaren wordt de kennis van de wiskunde en de kennis van het onderwijzen van wiskunde waarover startende leerkrachten moeten beschikken om op een verantwoorde manier vorm te kunnen geven aan hun onderwijs in rekenen/wiskunde aan leerlingen in het basisonderwijs aan het einde van opleiding landelijk getoetst middels de kennisbasistoets rekenen/wiskunde. Het opleiden van goede professioneel gecijferde leerkrachten basisonderwijs en de vormgeving van het reken-wiskundecurriculum wordt daarbij veelal vormgegeven vanuit het idee dat leren geen solo-activiteit is en dat de docent niet meer in de eerste plaats enkel de overdrager van kennis is. Leren wordt gezien als iets dat plaatsvindt in interactie met elkaar in ontwerpateliers, learninglabs, leergemeenschappen en studielandschappen. Echter, actief en samen met medestudenten leren gaat niet vanzelf. Doel van dit verkennende onderzoek is (meer) inzicht te krijgen in de mate waarin binnen die meer sociaal-constructivistische visie op kennisverwerving sociale en affectieve aspecten als vertrouwen in elkaar, de mate waarin de opleiding tegemoet komt aan de drie psychologische basisbehoeften, de creativiteit van studenten, hun motivatie en het plezier dat zij beleven in het leren van (onderwijzen van) rekenen/wiskunde een versterkend of dempend effect hebben op de prestaties op de kennisbasistoets rekenen/wiskunde.Een cross-sectioneel onderzoek is uitgevoerd onder derde-, vierde en ouderejaars studenten van pabo Saxion in Enschede en Deventer. Om de relatie tussen de variabelen te onderzoeken is een vragenlijst van 72 items ontwikkeld gebaseerd op bestaande gevalideerde vragenlijsten die aan de onderzoekscontext zijn aangepast.
Een correlatie-analyse laat zien dat er een significante negatieve correlatie bestaat tussen de mate waarin het leren van (onderwijzen van) rekenen/wiskunde negatieve gevoelens oproept bij studenten en de score op de kennisbasistoets. Een sterke positieve samenhang vertoont de score op de toets met de mate waarin studenten autonoom intrinsiek gemotiveerd zijn. Een kleine positieve doch significante samenhang is zichtbaar tussen het resultaat op de kennisbasistoets en de mate waarin de student zich creatief vindt en tussen de toetsscore en de mate waarin de student ervaart dat de opleiding tegemoet komt aan de psychologische basisbehoefte autonomie. Een kleine negatieve significante samenhang vertoont de score op de toets met de mate waarin de student een meer gecontroleerde vorm van motivatie laat zien. De regressieanalyse laat zien dat autonome intrinsieke motivatie een positieve voorspeller is voor de resultaten op de kennisbasistoets rekenen/wiskunde en dat wanneer het leren van (onderwijzen van) rekenen/wiskunde negatieve gevoelens oproept bij studenten dat een negatieve voorspeller is voor succes op de kennisbasistoets.
De bevindingen van het onderzoek zijn een indicatie dat bij het leren van (onderwijzen van) rekenen/wiskunde psychosociale aspecten als de motivatie van studenten en de mate waarin zij plezier beleven in het leren van rekenen/wiskunde een rol spelen en medebepalend zijn voor succes op de kennisbasistoets rekenen/wiskunde. Het strekt tot aanbeveling dat er binnen het opleidingsonderwijs verder wordt onderzocht op welke manier er binnen het rekenen/wiskunde-curriculum van de opleiding (meer) rekening kan worden houden met deze aspecten.
Date of Award | 10 Jul 2019 |
---|---|
Original language | Dutch |
Supervisor | Steven Verjans (Supervisor) & Marjan Vermeulen (Examiner) |
Keywords
- autonome motivatie,
- rekenangst
- kennisbasistoets rekenen/wiskunde,
- psychologische basisbehoeften
- pabostudenten
Master's Degree
- Master Onderwijswetenschappen